Galaten 4:8-16

Galaten 4:8-16 HTB

Toen u God nog niet kende, onderwierp u zich aan goden die helemaal geen goden zijn. Maar hoe kunt u, nu u God hebt leren kennen (of, beter gezegd: nu God ú kent), daar weer naar teruggaan? Wilt u soms weer slaven worden van de armzalige en krachteloze wereldmachten? U bepaalt uw aandacht bij dagen, maanden, seizoenen en jaren. U mag wel weten dat ik mij zorgen maak om u. Ik ben bang dat alles wat ik voor u heb gedaan, voor niets geweest is. Beste vrienden, stelt u zich eens voor in mijn plaats, zoals ik mij in uw plaats heb gesteld. Niet dat u mij iets hebt aangedaan. Want toen ik u voor het eerst iets over Jezus Christus vertelde, was ik lichamelijk zwak, maar dat heeft u er niet van weerhouden mij welkom te heten als een boodschapper van God, ja, als Christus Jezus Zelf. Hoewel dat vast niet meeviel, hebt u niets laten merken van enige afkeer of iets dergelijks. Wat is er over van de blijdschap en het geluk van toen? Ik moet zeggen dat u toen bijzonder op mij gesteld was. U zou bij wijze van spreken uw eigen ogen hebben uitgerukt om die aan mij te geven. Ben ik, omdat ik u de waarheid heb gezegd, opeens uw vijand geworden?