1 Kronieken 16:1-36

1 Kronieken 16:1-36 HTB

Zo werd de ark van God binnengebracht in de tent die David had laten opzetten. De leiders van Israël brachten brandoffers en vredeoffers aan God. Tot besluit van de offerceremonie zegende David het volk in de naam van de HERE, waarna hij iedereen, zowel mannen als vrouwen, een brood, een stuk vlees en wijn gaf. Hij wees enige Levieten aan om dienst te doen voor de ark. Het was hun taak de HERE, de God van Israël, te prijzen en te danken. Hier volgen de namen van hen die deze dienst moesten doen: Asaf, die de leiding had, bespeelde de cymbalen. Zijn helpers waren Zecharja, Jeïël, Semiramot, Jehiël, Mattithja, Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïël. Zij speelden op de harpen en de citers. De priesters Benaja en Jahaziël hadden de taak regelmatig voor de ark op hun trompetten te blazen. In die tijd stelde David de traditie in van koren die in het heiligdom dankliederen zongen voor de HERE. Asaf was de dirigent van dit priesterkoor. Het danklied dat David hun op die dag liet zingen, ging als volgt: ‘Loof de HERE, bid tot Hem. Verkondig de volken van de wereld zijn machtige daden. Zing Hem toe, prijs Hem met gezang en maak zijn wonderbaarlijke daden bekend. Wees blij om zijn heilige naam en laat wie Hem zoekt, verheugd zijn. Zoek de HERE, ja, zoek zijn kracht. Zoek onvermoeid zijn tegenwoordigheid. O, nakomelingen van zijn dienaar Israël, uitverkoren zonen van Jakob, gedenk de machtige wonderen die Hij deed en de oordelen die Hij heeft uitgesproken. Hij, de HERE, is onze God. Zijn besluiten gelden over de hele aarde. Gedenk toch voor altijd zijn verbond, de woorden die Hij tot geboden maakte voor duizend generaties, zijn overeenkomst met Abraham, zijn eed aan Isaak en zijn bevestiging daarvan aan Jakob. Hij gaf Israël een eeuwige belofte en zei: “Ik geef u het land Kanaän als een erfenis voor altijd.” Toen Israël nog maar een klein groepje mensen was, vreemdelingen in het beloofde land, toen zij van land naar land zwierven, van het ene koninkrijk naar het andere, liet God niet toe dat wie dan ook hen kwaad deed. Zelfs koningen die dat probeerden, werden terechtgewezen. “Doe mijn volk, dat aan Mij is toegewijd, geen kwaad.” “Dit zijn mijn profeten, raak hen met geen vinger aan.” Zing voor de HERE, o aarde, vertel elke dag van het heil dat Hij ons brengt. Toon zijn eer aan de volken en vertel iedereen van zijn wonderen. Want de HERE is groot en moet uitbundig worden geprezen, Hij moet worden geëerd boven alle andere goden. Die andere goden zijn afgoden, maar de HERE maakte de hemelen. Majesteit en eer gaan voor Hem uit, kracht en blijdschap heersen in zijn woning. O, volken van de hele aarde, schrijf de macht en eer toe aan zijn naam. Ja, geef de HERE de heerlijkheid die aan zijn naam verbonden is. Breng een offer en ga voor Hem staan, aanbid de HERE en doe dat in heilige kleding. Beef voor Hem, aarde! Dan zal de wereld niet meer wankelen. Laten de hemelen en de aarde blij zijn, dan zullen de heidenen zeggen: “Het is de HERE die regeert.” Laten de grote zeeën brullen en laat de natuur blij zijn. Laten de bomen zingen van vreugde voor de HERE, want Hij komt om recht te spreken over de wereld. Prijs de HERE, want Hij is goed. Zijn liefde en trouw duren tot in eeuwigheid. Roep tot Hem: “Och, red ons, God van ons heil, breng ons veilig terug vanuit de volken! Dan zullen wij uw heilige naam danken en U triomferend prijzen.” Gezegend is de HERE, de God van Israël, voor altijd en eeuwig!’ En daarop riepen alle aanwezigen ‘Amen’ en prezen de HERE.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid