Hooglied 1:1-11

Hooglied 1:1-11 NBG51

Hooglied. Van Salomo. Hij kusse mij met de kussen van zijn mond! Want kostelijker dan wijn is uw liefde, heerlijk van geur zijn uw oliën, als uitgegoten olie is uw naam. Daarom hebben de jonge meisjes u lief. Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden. De Koning voerde mij naar zijn vertrekken, laten wij juichen en ons in u verheugen, uw liefde prijzen boven de wijn! Met recht heeft men u lief! Donker van huid ben ik, doch bekoorlijk, dochters van Jeruzalem, als de tenten van Kedar, de gordijnen van Salomo. Let er niet op, dat mijn huid donker is, dat de zon mij verbrand heeft. De zonen van mijn moeder waren hard jegens mij en stelden mij aan tot bewaakster der wijngaarden – mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. Vertel mij toch, mijn zielsbeminde, waar gij weidt, waar gij op de middag (de kudde) laat rusten. Want waarom zou ik zijn als een gesluierde bij de kudden van uw makkers? – Indien gij het niet weet, o, gij schoonste onder de vrouwen, volg dan de sporen der schapen, en weid uw geiten bij de verblijven der herders. – Bij een merrie voor Farao’s wagens vergelijk ik u, mijn liefste! Bekoorlijk zijn uw wangen tussen de sieraden, is uw hals in de snoeren. Gouden sieraden zullen wij u maken met balletjes van zilver.

Video voor Hooglied 1:1-11