Paulus, een dienstknecht van Christus Jezus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten beloofd had in de heilige Schriften – aangaande zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zoon te zijn in kracht, Jezus Christus, onze Here – door wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben om gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor zijn naam onder al de heidenen, tot welke ook gij behoort, geroepenen van Jezus Christus – aan alle geliefden Gods, geroepen heiligen, die te Rome zijn: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt. Want God, die ik met mijn geest dien in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige, hoe ik onophoudelijk te allen tijde bij mijn gebeden uwer gedenk, biddende, of mij eindelijk door de wil van God eens een weg gebaand moge worden om tot u te komen. Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij. Doch ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat ik dikwijls het voornemen heb opgevat tot u te komen – waarin ik tot nu toe verhinderd ben – om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de andere heidenen. Van Grieken en niet-Grieken, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar. Vandaar mijn bereidheid om ook u te Rome het evangelie te brengen.
Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.