De Spreuken 6:1-5

De Spreuken 6:1-5 NBG51

Mijn zoon, indien gij borg zijt geworden voor uw naaste, voor een vreemde uw handslag hebt gegeven; als gij verstrikt zijt door de woorden van uw mond, gevangen zijt door de woorden van uw mond – doe dan toch dit, mijn zoon, en red u, want gij zijt in de greep van uw naaste gekomen: ga, klamp uw naaste aan en bestorm hem; gun uw ogen geen slaap en uw oogleden geen sluimering; red u als een gazelle van de vangst, als een vogel uit de hand van de vogelaar.