Prediker 8:10-13

Prediker 8:10-13 NBG51

Eveneens zag ik, hoe goddelozen begraven werden en (de rust) ingingen, terwijl zij die recht gehandeld hadden, van de heilige plaats moesten weggaan en in de stad vergeten werden. Ook dit is ijdelheid. Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen, daar een zondaar honderdmaal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het de godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; de goddeloze daarentegen zal het niet welgaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest.