Daniël 2:25-30

Daniël 2:25-30 NBG51

Toen bracht Arjok Daniël inderhaast tot de koning en zeide aldus tot hem: Ik heb een man gevonden onder de ballingen van Juda, die de koning de uitlegging kan bekendmaken. De koning richtte het woord tot Daniël, wiens naam Beltesassar was: Zijt gij in staat mij de droom die ik gezien heb, met zijn uitlegging bekend te maken? Daniël gaf de koning ten antwoord: De verborgenheid waarnaar de koning vraagt, kunnen geen wijzen, bezweerders, geleerden of waarzeggers de koning te kennen geven. Maar er is een God in de hemel, die verborgenheden openbaart; Hij heeft de koning Nebukadnessar bekendgemaakt wat in de toekomende dagen geschieden zal. Uw droom en de gezichten die u op uw legerstede voor ogen kwamen, waren deze: bij u, o koning, rezen, terwijl gij op uw legerstede laagt, gedachten op over wat er na dezen geschieden zou, en Hij, die verborgenheden openbaart, heeft u bekendgemaakt wat er geschieden zal. Mij nu is deze verborgenheid geopenbaard, niet door een wijsheid, die ik zou bezitten boven alle levenden, maar opdat de uitlegging de koning bekend zou worden gemaakt, en dat gij de gedachten van uw hart zoudt kennen.