Het eerste boek Samuël 2:1-10

Het eerste boek Samuël 2:1-10 NBG51

Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart juicht in de HERE, mijn hoorn is verhoogd in de HERE. Wijd opent zich mijn mond tegen mijn vijanden, want ik verheug mij in uw hulp. Er is niemand heilig gelijk de HERE, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God. Spreekt toch niet steeds zo hoogmoedig, geen verwaten taal kome uit uw mond. De HERE immers is een alwetend God en door Hem worden de daden getoetst. De boog der helden is verbroken, maar de wankelenden zijn met kracht omgord. Wie verzadigd waren, verhuren zich om brood, maar wie hongerig waren, mogen rusten. Zelfs een onvruchtbare baart er zeven, maar wie rijk was aan kinderen, verwelkt. De HERE doodt en doet herleven, Hij doet naar het dodenrijk neerdalen en daaruit opkomen. De HERE maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Hij heft de geringe op uit het stof, Hij heft de arme omhoog uit het slijk, om hem te doen zitten bij edelen, en een erezetel te doen verwerven. Want de grondvesten der aarde zijn des HEREN; Hij heeft daarop het aardrijk gesteld. De voeten zijner gunstgenoten behoedt Hij, maar de goddelozen komen om in duisternis, want niet door kracht is een man sterk. Wie met de HERE twisten, worden gebroken; over hen dondert Hij in de hemel. De HERE richt de einden der aarde; Hij geeft sterkte aan zijn koning en verhoogt de hoorn van zijn gezalfde.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Het eerste boek Samuël 2:1-10

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid