Het eerste boek Samuël 16:4-13

Het eerste boek Samuël 16:4-13 NBG51

Samuël deed wat de HERE gezegd had en hij kwam te Betlehem. De oudsten der stad kwamen hem bevend van vrees tegemoet en zeiden: Betekent uw komst vrede? En hij zeide: Ja, ik ben gekomen om de HERE een slachtoffer te brengen. Heiligt u, dan moogt gij met mij aan dit offer deelnemen. En hij heiligde Isaï en zijn zonen en nodigde hen tot het offer. Toen zij binnenkwamen, en hij Eliab zag, dacht hij: Zeker staat hier voor de HERE zijn gezalfde. Doch de HERE zeide tot Samuël: Let niet op zijn voorkomen noch op zijn rijzige gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de HERE ziet het hart aan. Toen riep Isaï Abinadab en liet hem aan Samuël voorbijgaan, maar hij zeide: Ook deze heeft de HERE niet verkoren. Daarna liet Isaï Samma aan hem voorbijgaan, maar hij zeide: Ook deze heeft de HERE niet verkoren. En Isaï liet zijn zeven zonen aan Samuël voorbijgaan, maar Samuël zeide tot Isaï: De HERE heeft dezen niet verkoren. Hierop zeide Samuël tot Isaï: Zijn dit al de jongens? Deze antwoordde: De jongste ontbreekt nog; zie, hij weidt de schapen. Toen zeide Samuël tot Isaï: Laat hem halen, want wij zullen niet gaan aanzitten, voordat hij hier gekomen is. Daarop liet hij hem halen. Hij nu was rossig, ook had hij mooie ogen en een schoon voorkomen. Toen zeide de HERE: Sta op, zalf hem, want deze is het. Samuël nam de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broeders. Van die dag af greep de Geest des HEREN David aan. Daarna stond Samuël op en ging naar Rama.