Het eerste boek der Koningen 18:30-39

Het eerste boek der Koningen 18:30-39 NBG51

Toen zeide Elia tot het gehele volk: Nadert tot mij. En het gehele volk naderde tot hem. Daarop herstelde hij het altaar des HEREN, dat omvergehaald was. Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jakob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn. Hij bouwde met de stenen een altaar in de naam des HEREN, en maakte rondom het altaar een groeve ter wijdte van twee maten zaad. Hij schikte het hout, hieuw de stier aan stukken en legde die op het hout. Toen zeide hij: Vult vier kruiken met water en giet ze uit over het brandoffer en over het hout. Daarna zeide hij: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Daarna zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male, zodat het water rondom het altaar liep; zelfs de groeve vulde hij met water. Op de tijd nu, dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide: HERE, God van Abraham, Isaak en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe. Antwoord mij, HERE, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, HERE, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt. Toen schoot het vuur des HEREN neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en de aarde, en lekte het water in de groeve op. Toen het gehele volk dat zag, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De HERE, die is God! De HERE, die is God!