Markus 15:21-47

Markus 15:21-47 HSV

En zij dwongen een voorbijganger, Simon van Cyrene, die van de akker kwam, de vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg. En zij brachten Hem naar de plaats Golgotha, dat is vertaald: Schedelplaats. En zij gaven Hem met mirre gemengde wijn te drinken, maar Hij nam die niet. En toen zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn kleren: door het lot te werpen bepaalden zij wat ieder ervan nemen zou. En het was het derde uur en zij kruisigden Hem. En het opschrift met Zijn beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING VAN DE JODEN. En zij kruisigden met Hem twee misdadigers, een aan Zijn rechter- en een aan Zijn linkerzijde. En het Schriftwoord is in vervulling gegaan dat zegt: En Hij is onder de misdadigers gerekend. En de voorbijgangers lasterden Hem en schudden hun hoofd en zeiden: Ha! U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf en kom van het kruis af! En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden, onder elkaar en zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Laat de Christus, de Koning van Israël, nu van het kruis afkomen, opdat wij het zien en gaan geloven. Ook zij die met Hem gekruisigd waren, smaadden Hem. En toen het zesde uur gekomen was, kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe. En op het negende uur riep Jezus met luide stem: ELOï, ELOï, LAMA SABACHTANI, dat is vertaald: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? En sommigen van hen die daarbij stonden en dit hoorden, zeiden: Zie, Hij roept Elia. En er snelde iemand toe, vulde een spons met zure wijn, stak die op een rietstok en gaf Hem te drinken, en hij zei: Houd op, laten wij zien of Elia komt om Hem er af te nemen. En roepend met luide stem gaf Jezus de geest. En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden. En de hoofdman over honderd die daarbij stond, tegenover Hem, en zag dat Hij zo roepend de geest gegeven had, zei: Werkelijk, deze Mens was Gods Zoon! En er waren daar ook vrouwen, die uit de verte toekeken; onder hen waren ook Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus de kleine en van Joses, en Salome, die, ook toen Hij in Galilea was, Hem gevolgd waren en gediend hadden, en veel andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem opgegaan waren. En toen het al avond geworden was, en omdat het de voorbereiding op het Pascha was, dat is de voorsabbat, kwam Jozef van Arimathea, een aanzienlijk raadsheer, die zelf ook het Koninkrijk van God verwachtte, en waagde het om bij Pilatus naar binnen te gaan en om het lichaam van Jezus te vragen. En Pilatus verwonderde zich erover dat Hij al gestorven was; en nadat hij de hoofdman over honderd bij zich geroepen had, vroeg hij hem of Hij allang gestorven was. En toen hij het van de hoofdman over honderd vernomen had, schonk hij Jozef het lichaam. En deze kocht fijn linnen en nadat hij Hem van het kruis afgenomen had, wikkelde hij Hem in dat fijne linnen en legde Hem in een graf dat in een rots uitgehakt was; en hij wentelde een steen voor de ingang van het graf. En Maria Magdalena en Maria, de moeder van Joses, zagen waar Hij gelegd werd.