Markus 12:1-11

Markus 12:1-11 HSV

En Hij begon tot hen te spreken in gelijkenissen: Iemand plantte een wijngaard, zette er een omheining omheen, groef een wijnpersbak en bouwde een toren, en hij verhuurde hem aan landbouwers en ging naar het buitenland. En toen het de tijd was, stuurde hij een dienaar naar de landbouwers om van de landbouwers zijn deel van de opbrengst van de wijngaard te ontvangen. Maar zij grepen en sloegen hem, en stuurden hem met lege handen weg. En hij stuurde weer een andere dienaar naar hen toe, en die stenigden zij en zij verwondden hem aan het hoofd en stuurden hem weg, nadat hij schandelijk behandeld was. En weer stuurde hij een andere en die doodden zij; en vele anderen, van wie zij sommigen sloegen en sommigen doodden. Toen hij dan nog één zoon had, die hem lief was, heeft hij ook die, als laatste, naar hen toe gestuurd en hij zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben. Maar die landbouwers zeiden tegen elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten wij hem doden en de erfenis zal van ons zijn. En zij grepen en doodden hem, en wierpen hem weg, buiten de wijngaard. Wat zal dan de heer van de wijngaard doen? Hij zal zelf komen, de landbouwers ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. Hebt u ook dit Schriftwoord niet gelezen: De steen die de bouwers verworpen hadden, die is tot een hoeksteen geworden. Dit is door de Heere geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?