Toen Hij deze dingen tot hen sprak, zie, er kwam een leidinggevende, die Hem aanbad en zei: Mijn dochter is zojuist gestorven, maar kom, leg Uw hand op haar en zij zal leven.
En Jezus stond op en volgde hem met Zijn discipelen.
En zie, een vrouw die al twaalf jaar bloedvloeiingen had, kwam van achteren naar Hem toe en raakte de zoom van Zijn bovenkleed aan;
want zij zei bij zichzelf: Als ik alleen maar Zijn bovenkleed aanraak, zal ik gezond worden.
Jezus keerde Zich om, zag haar en zei: Heb goede moed, dochter, uw geloof heeft u behouden. En de vrouw was vanaf dat moment gezond.
Toen Jezus in het huis van de leidinggevende kwam, en de fluitspelers en de misbaar makende menigte zag,
zei Hij tegen hen: Vertrek, want het meisje is niet gestorven, maar het slaapt. En zij lachten Hem uit.
Toen de menigte weggestuurd was, ging Hij naar binnen en greep haar hand; en het meisje stond op.
En het gerucht hierover verspreidde zich door heel dat gebied.
En toen Jezus vandaar verderging, volgden Hem twee blinden, die riepen: Zoon van David, ontferm U over ons!
Toen Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden naar Hem toe. En Jezus zei tegen hen: Gelooft u dat Ik dat kan doen? Zij zeiden tegen Hem: Ja, Heere.
Toen raakte Hij hun ogen aan en zei: Het zal u gaan naar uw geloof.
En hun ogen werden geopend. En Jezus vermaande hen streng en zei: Kijk uit, niemand mag het te weten komen!
Maar zij gingen weg en maakten Hem bekend in heel dat gebied.
Toen dezen weggingen, zie, men bracht iemand bij Hem die niet kon spreken en door een demon bezeten was.
En toen de demon uitgedreven was, sprak hij die niet had kunnen spreken. En de menigte verwonderde zich en zei: Er is nog nooit zoiets in Israël gezien!
Maar de Farizeeën zeiden: Hij drijft de demonen uit door de aanvoerder van de demonen.
En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk.
Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben.
Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders.
Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.