En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe.
Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?
Sommigen van hen die daar stonden, zeiden, toen zij dit hoorden: Hij roept Elia.
En meteen snelde een van hen toe, nam een spons, doordrenkte die met zure wijn, stak hem op een rietstok en gaf Hem te drinken.
Maar de anderen zeiden: Houd op, laten wij zien of Elia komt om Hem te verlossen.
Jezus riep nogmaals met luide stem en gaf de geest.
En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën, van boven tot beneden; de aarde beefde en de rotsen scheurden;
ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt;
en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen.
En toen de hoofdman over honderd en zij die met hem Jezus bewaakten, de aardbeving zagen en de dingen die gebeurden, werden zij erg bevreesd en zeiden: Werkelijk, Dit was Gods Zoon!
En er waren daar veel vrouwen, die uit de verte toekeken; zij waren Jezus gevolgd van Galilea om Hem te dienen.
Onder hen waren Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder van de zonen van Zebedeüs.
Toen het avond geworden was, kwam er een rijke man van Arimathea, van wie de naam Jozef was en die ook zelf een discipel van Jezus was.
Die ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Toen gaf Pilatus bevel dat het lichaam aan hem gegeven zou worden.
En Jozef nam het lichaam in ontvangst, wikkelde het in zuiver fijn linnen,
en legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots uitgehakt had; en nadat hij een grote steen voor de ingang van het graf gewenteld had, ging hij weg.
En daar waren Maria Magdalena en de andere Maria, die tegenover het graf zaten.