Lukas 23:26-46

Lukas 23:26-46 HSV

En toen zij Hem wegleidden, grepen zij een zekere Simon van Cyrene, die van de akker kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus aan te dragen. En een grote menigte van volk volgde Hem; ook een menigte van vrouwen, die zich op de borst sloegen en Hem beklaagden. En Jezus keerde Zich naar hen om en zei: Dochters van Jeruzalem, huil niet over Mij, maar huil over uzelf en over uw kinderen, want zie, er komen dagen waarin men zal zeggen: Zalig zijn de onvruchtbaren en de buiken die niet gebaard hebben, en de borsten die niet gezoogd hebben. Dan zullen zij beginnen te zeggen tegen de bergen: Val op ons, en tegen de heuvels: Bedek ons. Want als zij dit doen met het groene hout, wat zal er dan met het dorre gebeuren? En er werden ook twee anderen weggeleid, misdadigers, om met Hem ter dood gebracht te worden. Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde. En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En ze verdeelden Zijn kleren en wierpen het lot. En het volk stond toe te kijken. En met hen beschimpten ook hun leiders Hem. Zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, laat Hij nu Zichzelf verlossen als Hij de Christus is, de Uitverkorene van God. En ook de soldaten kwamen Hem bespotten en brachten Hem zure wijn. En zij zeiden: Als U de Koning van de Joden bent, verlos dan Uzelf. En er was ook een opschrift boven Hem geschreven in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: DIT IS DE KONING VAN DE JODEN. En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons. Maar de andere antwoordde en bestrafte hem: Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. En het was ongeveer het zesde uur en er kwam duisternis over heel de aarde tot het negende uur toe. En de zon werd verduisterd en het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.