Want wie is belangrijker: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient.
En u bent het die steeds bij Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen.
En Ik beschik u het Koninkrijk, zoals Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft,
opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.
En de Heere zei: Simon, Simon, zie, de satan heeft u allen opgeëist om te ziften als de tarwe.
Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoudt. En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.
En hij zei tegen Hem: Heere, met U ben ik bereid om zelfs de gevangenis en de dood in te gaan.
Maar Hij zei: Ik zeg u, Petrus, de haan zal vandaag beslist niet kraaien, voordat u driemaal geloochend zult hebben dat u Mij kent.
En Hij zei tegen hen: Heeft het u aan iets ontbroken, toen Ik u uitzond zonder beurs, reiszak en sandalen? Zij zeiden: Aan niets.
Hij zei dan tegen hen: Maar nu, laat wie een beurs heeft, hem meenemen, evenzo ook een reiszak. En wie geen zwaard heeft, laat die zijn bovenkleed verkopen en er een kopen.
Want Ik zeg u dat dit wat geschreven staat, nog in Mij volbracht moet worden, namelijk: En Hij is tot de misdadigers gerekend. Ook wat er over Mij geschreven is, heeft immers een einddoel.
Zij zeiden: Heere, zie hier zijn twee zwaarden. En Hij zei tegen hen: Het is genoeg.
En Hij ging de stad uit en vertrok, zoals Hij gewoon was, naar de Olijfberg; en ook Zijn discipelen volgden Hem.
Toen Hij op die plaats gekomen was, zei Hij tegen hen: Bid dat u niet in verzoeking komt.
En Hij verwijderde Zich van hen ongeveer een steenworp afstand, knielde neer en bad:
Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar laat niet Mijn wil, maar de Uwe geschieden.
En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte.
En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen.
En toen Hij van het gebed opgestaan was, kwam Hij bij Zijn discipelen en vond hen slapend van droefheid.
En Hij zei tegen hen: Hoe kunt u slapen! Sta op, en bid dat u niet in verzoeking komt.
En terwijl Hij nog sprak, zie, een menigte; en een van de twaalf, die Judas heette, liep voor hen uit en kwam bij Jezus om Hem te kussen.
En Jezus zei tegen hem: Judas, verraadt u de Zoon des mensen met een kus?
En toen zij die bij Hem waren, zagen wat er ging gebeuren, zeiden ze tegen Hem: Heere, zullen wij er met het zwaard op in slaan?
En een van hen trof de dienaar van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af.