Hierna wees de Heere nog zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor Zijn aangezicht uit naar iedere stad en plaats waar Hij komen zou.
Hij zei dan tegen hen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt.
Ga heen, zie, Ik zend u als lammeren te midden van de wolven.
Neem geen beurs, geen reiszak en geen sandalen mee, en groet niemand onderweg.
En welk huis u ook maar binnengaat, zeg eerst: Vrede zij dit huis!
En als daar een zoon van vrede is, zal uw vrede op hem rusten. Zo niet, dan zal uw vrede tot u terugkeren.
Blijf in dat huis en eet en drink wat u door hen voorgezet wordt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere huis.
En welke stad u ook maar binnengaat en men ontvangt u, eet wat u voorgezet wordt,
genees de zieken die daar zijn, en zeg tegen hen: Het Koninkrijk van God is dicht bij u gekomen.
Maar welke stad u ook maar binnengaat en men ontvangt u niet, ga naar buiten, de straat op, en zeg:
Zelfs het stof uit uw stad dat aan ons kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit, dat het Koninkrijk van God dicht bij u is gekomen.
Ik zeg u dat het voor Sodom verdraaglijker zal zijn op die dag dan voor die stad.
Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaïda! Want als in Tyrus en Sidon de krachten gebeurd waren die in u plaatsgevonden hebben, dan zouden zij zich allang, in zak en as gezeten, bekeerd hebben.
Maar het zal voor Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in het oordeel dan voor u.
En u, Kapernaüm, die tot de hemel toe verhoogd bent, u zult tot de hel toe neergestoten worden.
Wie naar u luistert, die luistert naar Mij; wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Hem Die Mij gezonden heeft.
De zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Heere, zelfs de demonen zijn in Uw Naam aan ons onderworpen.
Hij zei tegen hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.
Zie, Ik geef u de macht om op slangen en schorpioenen te trappen en de macht over alle kracht van de vijand; en niets zal u schade toebrengen.
Verblijd u echter niet daarover dat de geesten aan u onderworpen zijn, maar verblijd u erover dat uw namen opgeschreven zijn in de hemel.
Op dat moment verheugde Jezus Zich in de geest en zei: Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard. Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen.
Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand weet Wie de Zoon is dan de Vader, en Wie de Vader is dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.
En Hij keerde Zich naar de discipelen en zei tegen hen alleen: Zalig zijn de ogen die zien wat u ziet.
Want Ik zeg u dat veel profeten en koningen de dingen hebben willen zien die u ziet, en zij hebben ze niet gezien; en te horen de dingen die u hoort, en zij hebben ze niet gehoord.