Johannes 11:38-57

Johannes 11:38-57 HSV

Jezus dan, opnieuw heftig bewogen in Zichzelf, kwam bij het graf. Het was een grot, en er was een steen op gelegd. Jezus zei: Neem de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tegen Hem: Heere, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag. Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? Zij namen dan de steen weg waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen omhoog en zei: Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt. En Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt. En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem: Lazarus, kom naar buiten! En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen: Maak hem los en laat hem weggaan. Velen dan van de Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus gedaan had, geloofden in Hem. Maar sommigen van hen gingen naar de Farizeeën en zeiden tegen hen wat Jezus gedaan had. De overpriesters dan en de Farizeeën riepen de Raad bijeen en zeiden: Wat doen we? Want deze Mens doet vele tekenen. Als wij Hem zo laten begaan, zullen allen in Hem geloven, en de Romeinen zullen komen en onze plaats en onze natie van ons wegnemen. Maar een van hen, Kajafas, die de hogepriester van dat jaar was, zei tegen hen: U weet niets, en u overweegt niet dat het nuttig voor ons is dat één Mens sterft voor het volk, en niet heel het volk verloren gaat. Dit zei hij echter niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij dat Jezus sterven zou voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar ook om de kinderen van God, overal verspreid, bijeen te brengen. Vanaf die dag dan waren zij vastbesloten om Hem te doden. Jezus dan verkeerde niet meer openlijk onder de Joden, maar Hij ging vandaar naar het land bij de woestijn, naar een stad die Efraïm heette, en verbleef daar met Zijn discipelen. En het Pascha van de Joden was nabij en velen uit dat land gingen naar Jeruzalem, vóór het Pascha, om zich te reinigen. Zij dan zochten Jezus en zeiden onder elkaar, terwijl zij in de tempel stonden: Wat denkt u? Dat Hij niet op het feest komt? De overpriesters nu en de Farizeeën hadden de opdracht gegeven dat, als iemand wist waar Hij was, hij het hun te kennen zou geven, zodat zij Hem konden grijpen.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Johannes 11:38-57