Nu dan, Israël, luister naar de verordeningen en de bepalingen die ik u leer te doen; opdat u leeft en u het land dat de HEERE, de God van uw vaderen, u geeft, binnengaat en in bezit neemt.
U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.
Uw ogen hebben gezien wat de HEERE gedaan heeft vanwege Baäl-Peor: dat de HEERE, uw God, iedereen die achter Baäl-Peor aan ging, uit uw midden weggevaagd heeft.
U daarentegen, die zich aan de HEERE, uw God, vastgehouden hebt, bent heden allemaal nog in leven.
Zie, ik heb u de verordeningen en bepalingen geleerd, zoals de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; om zo te handelen in het midden van het land waarin u zult komen om het in bezit te nemen.
Neem ze in acht en doe ze; want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn voor de ogen van de volken, die al deze verordeningen horen zullen en zullen zeggen: Werkelijk, dit grote volk is een wijs en verstandig volk!
Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen?
En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die ik u heden voorhoud?
Alleen, wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht, dat u de dingen niet vergeet die uw ogen gezien hebben, en dat zij niet uit uw hart wijken alle dagen van uw leven. U moet ze uw kinderen en uw kleinkinderen bekendmaken:
Op de dag dat u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, stond, bij de Horeb, zei de HEERE tegen mij: Roep het volk voor Mij bijeen, dan zal Ik hun Mijn woorden laten horen, die zij moeten leren, om Mij te vrezen, alle dagen dat zij op de aardbodem zullen leven, en die zij ook hun kinderen moeten leren.
Toen kwam u naar voren en stond onder aan de berg, terwijl de berg brandde van vuur, tot in het hart van de hemel. Er was duisternis en er waren wolken en donkerheid.
En de HEERE sprak tot u vanuit het midden van het vuur; het geluid van de woorden hoorde u, maar een gestalte zag u niet, er was alleen een stem.
Hij maakte u Zijn verbond bekend, dat Hij u beval te doen, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen.