Het gebeurde nu, toen Salomo de bouw van het huis van de HEERE en het huis van de koning voltooid had, en toen Salomo al zijn wensen, die hij uit wilde voeren, ten uitvoer had gebracht,
dat de HEERE voor de tweede maal aan Salomo verscheen, zoals Hij aan hem in Gibeon verschenen was.
De HEERE zei tegen hem: Ik heb uw gebed en uw smeekbede gehoord, die u voor Mijn aangezicht gesmeekt hebt. Ik heb dit huis dat u gebouwd hebt, geheiligd om Mijn Naam daar tot in eeuwigheid te vestigen. Alle dagen zullen Mijn ogen en Mijn hart daar zijn.
En u, wanneer u voor Mijn aangezicht wandelt, zoals uw vader David met een volkomen hart en in oprechtheid gewandeld heeft, door te handelen overeenkomstig alles wat Ik u geboden heb, en u Mijn verordeningen en bepalingen in acht neemt,
dan zal Ik de troon van uw koningschap over Israël voor eeuwig bevestigen, zoals Ik met betrekking tot uw vader David gesproken heb: Het zal u niet ontbreken aan een man op de troon van Israël.
Maar als u en uw kinderen zich ooit van achter Mij afkeren en Mijn geboden en Mijn verordeningen, die Ik u voorgehouden heb, niet in acht nemen, maar andere goden gaan dienen en zich voor hen neerbuigen,
dan zal Ik Israël uitroeien uit het land dat Ik hun gegeven heb, en zal Ik het huis, dat Ik voor Mijn Naam geheiligd heb, van voor Mijn aangezicht wegwerpen, en zal Israël onder alle volken tot een spreekwoord en een voorwerp van spot worden.
En dit huis zal een ruïne worden. Ieder die er voorbijgaat, zal zich ontzetten, sissen van afschuw en zeggen: Waarom heeft de HEERE zo gedaan met dit land en met dit huis?
Dan zal men zeggen: Omdat zij de HEERE, hun God, hebben verlaten, Die hun vaderen uit het land Egypte had geleid. Zij klampten zich vast aan andere goden en gingen zich voor hen neerbuigen en hen dienen. Daarom heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht.