1 Koningen 20:31-42

1 Koningen 20:31-42 HSV

Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: Zie toch, wij hebben gehoord dat de koningen van het huis van Israël goedertieren koningen zijn. Laten wij toch rouwgewaden om ons middel doen, en touwen om ons hoofd, en de stad uitgaan, naar de koning van Israël. Misschien zal hij u laten leven. Toen bonden zij rouwgewaden om hun middel en touwen om hun hoofden, kwamen bij de koning van Israël en zeiden: Uw dienaar Benhadad zegt: Laat mij toch in leven. En hij zei: Leeft hij dan nog? Hij is mijn broeder. En de mannen merkten dit op en vatten het onmiddellijk op als welgemeend. Zij zeiden: Uw broeder Benhadad leeft. En hij zei: Ga hem halen. Toen ging Benhadad naar hem toe, en Achab liet hem op de wagen klimmen. En Benhadad zei tegen hem: De steden die mijn vader uw vader ontnomen heeft, zal ik teruggeven. U mag in Damascus een markt vestigen, zoals mijn vader in Samaria heeft gedaan. En ik, antwoordde Achab, zal u met dit verbond laten gaan. Zo sloot hij een verbond met hem en liet hem gaan. Toen zei een man uit de leerling-profeten door het woord van de HEERE tegen zijn naaste: Sla mij toch! Toen de man weigerde hem te slaan, zei hij tegen hem: Omdat u niet geluisterd hebt naar de stem van de HEERE, zie, wanneer u bij mij vandaan gaat, zal een leeuw u doden. En toen hij bij hem vandaan ging, trof een leeuw hem aan en doodde hem. Daarna trof hij een andere man aan en zei: Sla mij toch! En die man sloeg hem zó dat hij hem verwondde. Toen ging de profeet op de weg vóór de koning staan. Hij had zichzelf vermomd met een band over zijn ogen. En het gebeurde, toen de koning voorbijging, dat hij tegen de koning riep, en zei: Uw dienaar was uitgetrokken in het midden van de strijd, en zie, één man ging terzijde en bracht een andere man bij mij, en zei: Bewaak deze man, als hij hoe dan ook vermist wordt, zal uw leven in de plaats van zijn leven komen, of u moet een talent zilver betalen. Het gebeurde nu, als uw dienaar her en der bezig was, dat die man er niet meer was. Toen zei de koning van Israël tegen hem: Dat is dan uw vonnis, u hebt het zelf geveld. Toen deed hij vlug de band van voor zijn ogen weg, en de koning van Israël herkende hem, dat hij een van de profeten was. En hij zei tegen hem: Zo zegt de HEERE: Omdat u de man die Ik met de ban sloeg, vrijuit liet gaan, zal uw leven in de plaats van zijn leven zijn, en uw volk in de plaats van zijn volk.