Verder maak ik u bekend, broeders, het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook aangenomen hebt, waarin u ook staat,
waardoor u ook zalig wordt, als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd heb, tenzij dat u tevergeefs geloofd hebt.
Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften,
en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften,
en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf.
Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen.
Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen.
En als laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene.
Ik immers ben de minste van de apostelen – ik die het niet waard ben een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente van God vervolgd heb.
Maar door de genade van God ben ik wat ik ben, en Zijn genade voor mij is niet tevergeefs geweest. Integendeel, ik heb mij meer ingespannen dan zij allen; niet ik echter, maar de genade van God, die met mij is.
Of ik het dan ben of zij, zó prediken wij en zó hebt u geloofd.