Davids Schiggajon, dat hij den HEERE gezongen heeft, over de woorden van Cusch, den zoon van Jemini.
HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij.
Opdat hij mijn ziel niet rove als een leeuw, verscheurende, terwijl er geen verlosser is.
HEERE, mijn God, indien ik dat gedaan heb, indien er onrecht in mijn handen is;
Indien ik kwaad vergolden heb dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered, die mij zonder oorzaak benauwde!)
Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela.
Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen.
Zo zal de vergadering der volken U omsingelen; keer dan boven haar weder in de hoogte.
De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.