Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
Gij, Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen en mijn raadslieden.
Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.
Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.