Het Evangelie van Mattheus 8:1-13

Het Evangelie van Mattheus 8:1-13 STV

Toen Hij nu van den berg afgeklommen was, zijn Hem vele scharen gevolgd. En ziet, een melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende: Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij dit niemand zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis. Als nu Jezus te Kapernaüm ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, biddende Hem, En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen. En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen. En de hoofdman over honderd, antwoordende, zeide: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden. Want ik ben ook een mens onder de macht van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. Jezus nu, dit horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot degenen, die Hem volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israël zo groot een geloof niet gevonden. Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham, en Izak, en Jakob, aanzitten in het Koninkrijk der hemelen; En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga heen, en u geschiede, gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Het Evangelie van Mattheus 8:1-13

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid