Genesis 30:1-20

Genesis 30:1-20 STV

Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft? En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieën bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in. En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde zij zijn naam Dan. En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn naam Nafthali. Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. En Zilpa, Lea’s dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad. Daarna baarde Zilpa, Lea’s dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon. Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser. En Ruben ging in de dagen van den tarweoogst, en hij vond Dudaïm in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaïm. En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn man genomen hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaïm nemen zult? Toen zeide Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaïm bij u liggen. Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaïm; en hij lag dien nacht bij haar. En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam Issaschar. En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon. En Lea zeide: God heeft mij, mij heeft Hij begiftigd met een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon.

Video voor Genesis 30:1-20