Psalmen 27:1-10

Psalmen 27:1-10 BB

Een lied van David. De Heer is mijn licht en mijn redding. Daarom ben ik voor niemand bang. De Heer is mijn kracht. Daarom hoef ik voor niemand bang te zijn. Wanneer mijn vijanden mij bedreigen alsof ze wilde dieren zijn die me willen verscheuren, dan struikelen zij zelf en vallen. Zelfs als er een heel leger op mij af komt, ben ik nog steeds niet bang. Al breekt de strijd tegen mij los, toch blijf ik vertrouwen. Ik vraag maar één ding van de Heer. Dit is wat ik het liefste wil: ik wil alle dagen van mijn leven dicht bij de Heer zijn, om ervan te genieten hoe prachtig en hoe vriendelijk Hij is en om Hem te leren kennen. Als er gevaar dreigt, verbergt Hij mij in zijn huis. Bij Hem ben ik zo veilig als op een hoge rots. Daar sta ik hoog boven de vijanden die me omringen. Daarom wil ik juichend offers brengen in zijn tent en liederen zingen voor de Heer. Hoor, Heer, ik roep luid tot U. Heb medelijden met mij en antwoord mij! U zegt Zelf in mijn hart: "Verlang naar Mij." Ik verlang dan ook naar U, Heer. Stuur me niet weg in uw boosheid. U heeft me altijd geholpen. Stuur me dan nu niet weg, laat me niet in de steek. God, U kan mij redden! Zelfs als mijn vader en moeder me in de steek zouden laten, zult U nog altijd bij me zijn.