Toen riep Hij de grote groep mensen naar Zich toe. En Hij zei tegen hen: "Luister allemaal en zorg dat jullie begrijpen wat Ik zeg. Niet de dingen die je mond íngaan, maken je onrein. Maar de dingen die úit je mond komen, maken je onrein. Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren."
Toen Hij weer thuis kwam, vroegen zijn leerlingen wat Hij daarmee bedoelde. Hij zei tegen hen: "Begrijpen jullie het dan óók niet? Begrijpen jullie niet dat alles wat je mond íngaat, je niet onrein kan maken? Want het komt niet in je hart, maar in je buik. En op een bepaalde plaats gaat het er ook weer uit." Zo zei Hij dus dat alle soorten eten rein zijn. En Hij zei: "Wat uít je mond komt, maakt je onrein. Want dat komt van binnenuit, uit je hart. Daar vandaan komen de slechte gedachten, verkeerde dingen op het gebied van seks, moord, diefstal, ontrouw aan je man of vrouw, hebzucht, slechtheid, bedrog, gebrek aan zelfbeheersing, roddel, kwaadsprekerij, trots, onverstandigheid. Al die slechte dingen komen van binnenuit naar buiten en maken je onrein."
Jezus vertrok en ging naar het gebied van Tyrus en Sidon. Daar ging Hij een huis binnen. Hij wilde niet dat iemand wist waar Hij was. Maar de mensen kwamen er toch achter. Al gauw hoorde een vrouw ervan dat Hij daar was. Ze had een dochtertje dat in de macht was van een duivelse geest. Ze kwam naar Hem toe en liet zich voor Hem op haar knieën vallen. Deze vrouw was een Griekse, geboren in Syro-Fenicië. En ze vroeg aan Hem om de duivelse geest uit haar dochter weg te jagen. Maar Hij zei tegen haar: "Het is niet goed om het brood van de kinderen aan de hondjes te geven. Eerst moeten de kinderen genoeg hebben gegeten." Maar ze antwoordde Hem: "Dat is waar, Heer, maar de hondjes eten toch onder de tafel de kruimels op die de kinderen laten vallen?" Hij zei tegen haar: "Omdat je dit hebt gezegd, zeg Ik: Ga naar huis. De duivelse geest is uit je dochter weggegaan." Toen ze thuis kwam, lag het kind gezond in bed. De duivelse geest was uit haar weg.
Jezus vertrok weer uit het gebied van Tyrus en Sidon en ging naar het meer van Galilea. Daarbij reisde Hij door de Dekapolis (= 'Tienstedengebied'). Ze brachten een man naar Hem toe die doof was en maar moeilijk kon praten. Ze smeekten Hem om hem de handen op te leggen. Hij nam hem apart, bij de grote groep mensen vandaan. Hij stak zijn vingers in de oren van de man, spuugde op de grond, raakte zijn tong aan, keek omhoog naar de hemel en zuchtte. Toen zei Hij tegen hem: "Ga open!" En de oren van de man gingen open: hij kon horen. Ook kwam zijn tong los en hij kon normaal praten. Jezus verbood de mensen om het ook maar aan íemand te vertellen. Maar hoe meer Hij het verbood, hoe meer ze erover spraken. De mensen waren stomverbaasd en zeiden: "Het is geweldig wat Hij doet! Hij geneest dove mensen zodat ze kunnen horen. En Hij geneest mensen die niet konden spreken, zodat ze kunnen spreken!"