Matteüs 27:1-34

Matteüs 27:1-34 BB

Het werd ochtend. De leiders van de priesters en de leiders van het volk besloten dat Jezus gedood moest worden. Ze boeiden Hem en brachten Hem naar Pontius Pilatus, de Romeinse bestuurder van Judea. Judas zag dat Jezus ter dood veroordeeld werd. Toen kreeg hij spijt dat hij Hem had verraden. Hij bracht de 30 zilverstukken terug naar de leiders van de priesters en de leiders van het volk. Hij riep: "Ik heb verkeerd gedaan! Ik heb een onschuldig mens verraden!" Maar ze zeiden: "Wat kan ons dat schelen! Je moet zelf maar zien wat ervan komt!" Judas gooide de 30 zilverstukken de tempel in. Toen liep hij weg en hing zichzelf op. De leiders van de priesters namen de zilverstukken en zeiden: "We kunnen dat geld niet in de geldkist van de tempel doen. Want dit geld heeft bloed gekost." Daarom besloten ze er de akker van de pottenbakker van te kopen. Daar zouden ze dan een begraafplaats voor buitenlanders van maken. Daarom wordt dat stuk land nog steeds 'Bloedakker' genoemd. Zo gebeurde wat vroeger al door de profeet Jeremia is gezegd: 'Ze namen de 30 zilverstukken. Dat was wat ze de man van het volk van Israël waard vonden. Ze kochten daarmee de akker van de pottenbakker. Dit moest ik zeggen van de Heer God.' Toen werd Jezus naar stadhouder Pilatus gebracht. Pilatus ondervroeg Hem: "Ben Jij de koning van de Joden?" Jezus zei: "U zegt het zelf." De leiders van de priesters en de leiders van het volk vertelden waar ze Hem van beschuldigden. Maar Jezus antwoordde niets. Toen zei Pilatus tegen Hem: "Hoor Je dan niet waar ze Je allemaal van beschuldigen?" Maar Jezus antwoordde hem op geen enkele vraag. Daar was Pilatus erg verbaasd over. Pilatus had de gewoonte om op het feest een gevangene vrij te laten. De mensen mochten zelf beslissen wie ze vrij wilden hebben. Op dat moment zat er een gevaarlijk man gevangen: Barabbas. Omdat ze nu toch bij hem waren, vroeg Pilatus aan de mensen: "Wie willen jullie dat ik deze keer vrijlaat: Barabbas, of Jezus die de Messias wordt genoemd?" Want Pilatus wist dat ze Jezus gevangen hadden genomen omdat ze jaloers waren. Terwijl hij daar zo zat om over Jezus recht te spreken, kreeg hij een bericht van zijn vrouw. Ze liet hem weten: "Bemoei je niet met deze onschuldige man. Want ik heb vannacht in een droom veel verdriet om Hem gehad." Maar de leiders van de priesters en de leiders van het volk stookten de mensen op. Ze moesten Pilatus vragen om Barabbas vrij te laten en Jezus te laten doden. Pilatus vroeg: "Wie van de twee moet ik van jullie vrijlaten?" Ze riepen: "Barabbas!" Pilatus zei tegen hen: "Wat moet ik dan doen met Jezus die de Messias wordt genoemd?" Ze riepen allemaal: "Hij moet aan het kruis!" Pilatus zei: "Wat heeft Hij dan voor kwaad gedaan?" Maar ze schreeuwden nog harder: "Aan het kruis met Hem!" Pilatus zag dat niets hielp om Jezus vrij te krijgen. Het dreigde een hele rel te gaan worden. Hij liet een kom water brengen. Hij waste daarmee zijn handen als teken dat hij niet schuldig was aan de dood van Jezus. En hij zei: "Ik ben onschuldig aan de dood van deze man die onschuldig is. Jullie moeten zelf maar zien wat ervan komt." Het hele volk riep: "Het kan ons niet schelen wat ervan komt. Wij en onze kinderen zullen de gevolgen dragen van zijn dood!" Toen liet Pilatus Barabbas vrij. Maar Jezus gaf hij aan de soldaten. Ze moesten Hem eerst zweepslagen geven en Hem daarna kruisigen. De soldaten namen Jezus mee naar het gerechtsgebouw. Daar riepen ze alle soldaten erbij. Ze trokken Hem zijn kleren uit en deden Hem een paarse mantel om. Ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ook gaven ze Hem een rieten stok als staf in de hand. Toen vielen ze voor Hem op hun knieën en zeiden spottend: "We groeten U, koning van de Joden!" Ze bespuugden Hem, pakten de rieten stok en sloegen Hem ermee op zijn hoofd. Toen ze er genoeg van hadden om Hem te bespotten en belachelijk te maken, deden ze Hem de mantel weer af. Ze trokken Hem zijn eigen kleren weer aan. Daarna namen ze Hem mee om Hem te kruisigen. Onderweg dwongen ze een man om Jezus' kruis te dragen. Dat was Simon uit Cyrene. Ze kwamen bij de plek die Golgota heet. Dat betekent 'Schedelplaats'. Ze wilden Jezus zure wijn gemengd met gal te drinken geven. Maar toen Hij proefde wat het was, wilde Hij het niet drinken.