Lukas 9:22-45

Lukas 9:22-45 BB

En Hij vertelde: "De Mensenzoon moet veel lijden en zal niet worden geloofd door de leiders van het volk, de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Ze zullen Hem doden. Maar op de derde dag zal Hij weer uit de dood opstaan." Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Als je bij Mij wil horen, moet je stoppen met voor jezelf te leven. Je moet elke dag het kruis opnemen en Mij volgen. Want als je je leven [ voor jezelf ] zal willen houden, dan zul je het juist verliezen. Maar als je je leven opgeeft voor Mij, dan zul je het juist redden. Wat heb je eraan als je alles hebt wat je hebben wil, maar het kost je je leven? Het is heel erg als je je voor Mij en mijn woorden schaamt. Want dan zal de Mensenzoon Zich ook voor jou schamen op de dag dat Hij samen met de heilige engelen komt met de hemelse macht en majesteit van Zichzelf en van de Vader. Luister goed: sommigen van jullie hier zullen niet sterven vóórdat ze het Koninkrijk van God hebben gezien." Ongeveer acht dagen nadat Jezus dit had gezegd, nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus mee de berg op om te bidden. Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde zijn gezicht en zijn kleren werden stralend wit. en Plotseling stonden er twee stralende gestalten bij Jezus. Het waren Mozes en Elia . Zij spraken met Jezus over zijn dood in Jeruzalem en wat daarvan het gevolg zou zijn. Petrus en de andere twee waren in slaap gevallen. Maar toen ze wakker werden, zagen ze de stralende gestalten van Jezus en van de twee mannen die bij Hem stonden. Toen Mozes en Elia bij Jezus weg wilden gaan, zei Petrus tegen Jezus: "Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten opzetten: één voor U, één voor Mozes en één voor Elia." Want hij wist niet wat hij zei. Op datzelfde moment kwam er een wolk om hen heen. Ze werden bang toen die wolk hen omgaf. Toen zei een stem vanuit de wolk: "Dit is mijn Zoon. Ik houd heel veel van Hem. Luister naar Hem." En toen die stem klonk, was alleen Jezus er nog maar. De leerlingen zwegen en vertelden in die tijd aan niemand iets van wat ze hadden gezien. De volgende dag daalden ze de berg weer af. Onmiddellijk kwam er een grote groep mensen naar hen toe. Een man riep: "Meester, ik smeek U om mijn zoon te helpen. Want hij is mijn enige zoon. Hij wordt iedere keer door een geest gegrepen. Dan begint hij te schreeuwen en de geest maakt hem aan het stuiptrekken. De jongen krijgt schuim op zijn mond en wordt door de geest mishandeld. De geest wil hem haast niet meer loslaten. Ik heb aan uw leerlingen gevraagd om die geest eruit te jagen. Maar ze konden het niet." Jezus zei tegen hen: "O, wat zijn jullie toch ongelovige en slechte mensen! Hoelang zal Ik nog bij jullie zijn? Hoelang moet Ik jullie nog verdragen? Breng je zoon hier." Toen de zoon dichterbij kwam, gooide de duivelse geest de jongen tegen de grond en maakte hem aan het stuiptrekken. Maar Jezus zei streng tegen de duivelse geest dat hij moest weggaan. Zo maakte Hij de jongen gezond en Hij gaf hem aan zijn vader terug. Iedereen was diep onder de indruk van de macht van God. En terwijl iedereen zich zo verbaasde over alles wat Hij deed, zei Hij tegen zijn leerlingen: "Luister heel goed naar wat Ik nu zeg: binnenkort zal de Mensenzoon door de mensen gevangen worden genomen." Maar ze begrepen niet wat Hij zei. Het was nog een raadsel voor hen. Ze begrepen niet waar Hij het over had. En ze durfden Hem niet te vragen wat Hij bedoelde.