Lukas 15:11-23

Lukas 15:11-23 BB

Verder vertelde Jezus: "Iemand had twee zonen. De jongste van de twee zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij nu alvast het deel van de erfenis dat later voor mij zal zijn.' Toen verdeelde de vader alles wat hij had tussen zijn twee zonen. Een paar dagen later verkocht de jongste zoon zijn deel van de erfenis en ging met het geld naar een ver land. Daar maakte hij zijn geld op door een rijk en lui leventje te leiden. Toen al zijn geld op was, kwam er een zware hongersnood in dat land. Hij begon honger te lijden. Hij ging er op uit en vroeg bij één van de bewoners om werk. Hij mocht zijn varkens hoeden. Hij had zo'n honger, dat hij best van het varkensvoer had willen eten. Maar niemand gaf hem er iets van. Toen ging hij eens goed nadenken. Hij zei bij zichzelf: 'De knechten van mijn vader hebben meer dan genoeg te eten. Maar ik ga hier dood van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan. Ik zal tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Mag ik alstublieft als knecht bij u komen werken.' En hij ging naar zijn vader terug. Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem aankomen. Hij had medelijden met hem. Hij liep hem snel tegemoet, omhelsde hem en kuste hem. De zoon zei: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn.' Maar de vader zei tegen zijn dienaren: 'Breng vlug de beste kleren hier en trek hem die aan. Doe een zegelring aan zijn vinger en trek hem schoenen aan. En haal het vetgemeste kalf en slacht het. Want we gaan feestvieren.