Klaagliederen 3:1-21

Klaagliederen 3:1-21 BB

Ik heb gezien wat het betekent als God straft. Hij heeft het donker om mij heen gemaakt, zonder één enkel lichtpuntje. De Heer is immers tegen mij, elke dag opnieuw. Ik ben vel over been, er zit geen vlees meer op mijn botten. Hij bedreigt mij van alle kanten. Dag en nacht zit ik in de ellende. Het is zó donker om mij heen, dat het lijkt alsof ik al dood en begraven ben. Ik zie geen uitweg meer. Hij heeft me in de boeien gezet. Ik schreeuw tot Hem om hulp, maar Hij luistert niet naar mij. Ik kan geen kant meer op, want Hij verspert mij de weg. Hij loert op mij als een beer, besluipt mij als een leeuw. Ik kan niet aan Hem ontsnappen. Ik ben volkomen machteloos. Hij spant zijn boog en richt zijn pijl op mij. Zijn pijlen hebben mij doorboord. Mijn volk zingt alle dagen spotliedjes over mij. De Heer geeft me bittere kruiden te eten en bittere gal te drinken. Hij laat me mijn tanden stukbijten op kiezelstenen en drukt mijn gezicht in het stof. Ik weet niet meer wat geluk is. Al het goede ben ik vergeten. Ik heb geen kracht meer. Alleen de Heer kan mij nog helpen. Heer, denk alstublieft aan mijn ellende, aan mijn eenzaamheid! Steeds als ik zo denk, word ik heel verdrietig. Daarom probeer ik steeds weer te bedenken