Daniël 3:19-30

Daniël 3:19-30 BB

+ Toen werd Nebukadnezar razend. Ziedend van woede gaf hij het bevel dat Sadrach, Mesach en Abednego in het vuur moesten worden gegooid. Maar eerst liet hij het vuur nog zeven keer zo heet stoken als normaal. Toen gaf hij een paar sterke mannen uit zijn lijfwacht bevel de drie vast te binden en in het vuur te gooien. Ze werden vastgebonden, met hun mantels, broeken, mutsen en andere kleren nog aan. Zo werden ze in de brandende oven gegooid. Dit werd onmiddellijk gedaan, op bevel van de koning. Doordat de koning de oven zo heet had laten opstoken, verbrandden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven hadden gebracht, door de hitte die van de oven afkwam. Sadrach, Mesach en Abednego vielen vastgebonden in de oven. Toen schrok koning Nebukadnezar hevig. Hij sprong overeind en vroeg aan zijn raadgevers: "We hebben toch dríe mannen in het vuur gegooid? En ze waren toch gebonden?" Zij antwoordden: "Jazeker, mijn heer de koning." De koning riep: "Maar ik zie víer mannen vrij in het vuur rondwandelen! En het vuur doet hun niets! En die vierde man lijkt wel een zoon van de goden!" Toen liep Nebukadnezar naar de deur van de oven en riep: "Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de Allerhoogste God! Kom eruit en kom hier!" Toen stapten Sadrach, Mesach en Abednego uit het vuur. En de bestuurders, ministers, raadgevers, rechters en aanvoerders van de koning dromden om hen heen. Ze zagen dat het vuur hun niets had gedaan. Ze hadden geen brandwonden en hun haar was niet verschroeid. Hun kleren waren nog heel en er hing zelfs geen brandlucht aan. Toen zei Nebukadnezar: "Prijs de God van Sadrach, Mesach en Abednego! Hij heeft zijn engel gestuurd om zijn dienaren te redden. Want ze vertrouwden op Hem. Ze waren ongehoorzaam aan mijn bevel. Ze waren bereid te sterven omdat ze alleen hun eigen God wilden aanbidden en geen enkele andere god. Daarom geef ik vandaag het bevel dat iedereen die de God van Sadrach, Mesach en Abednego beledigt, in stukken gehakt zal worden. Het maakt niet uit van welk volk hij is. Ook zal zijn huis worden verwoest. Want geen één andere god kan zó mensen redden als deze God!" Toen gaf de koning aan Sadrach, Mesach en Abednego als beloning een hoge positie in de provincie Babel.