2 Timoteüs 1:3-7

2 Timoteüs 1:3-7 BB

Ik dien God met een zuiver geweten, net zoals mijn voorouders hebben gedaan. En dag en nacht bid ik voor jou. Dan dank ik God voor je. Als ik denk aan je tranen toen we afscheid van elkaar namen, verlang ik ernaar om je weer te zien. Want dat zou mij heel erg blij maken. Ik moet steeds denken aan je eerlijke geloof, zoals je oma Loïs en je moeder Eunice ook hadden. Ik weet zeker dat jij hetzelfde geloof hebt als zij. Doe daarom je best om de gave die je van God hebt gekregen, verder te ontwikkelen. Die gave heb je gekregen toen ik je de handen oplegde. God heeft ons geen geest van angst gegeven, maar een geest van kracht, liefde en zelfbeheersing.