1 Petrus 1:3-12

1 Petrus 1:3-12 BB

We zijn de God en Vader van onze Heer Jezus Christus heel erg dankbaar. Want omdat Hij zo goed en liefdevol is, heeft Hij nieuwe mensen van ons gemaakt: we zijn opnieuw geboren. Dat heeft Hij gedaan door Jezus Christus uit de dood terug te roepen en weer levend te maken. Daardoor kunnen we vol hoop zijn. Want nu verwachten we een erfenis die nooit zijn waarde zal verliezen. Die erfenis ligt voor jullie klaar in de hemel: het eeuwige leven. Gods kracht bewaart en beschermt jullie door het geloof. Zo kunnen jullie aan het eind van de tijd het eeuwige leven krijgen. Wees daar blij over, ook al wordt jullie geloof nu op allerlei manieren op de proef gesteld. Maar daardoor zal blijken of jullie geloof wel écht is. Echt geloof is kostbaarder dan zuiver goud. Goud wordt in het vuur zuiver gemaakt. Zo wordt ook jullie geloof door het 'vuur' van moeilijkheden zuiver gemaakt. En wanneer Jezus Christus terugkomt, zullen jullie door Hem worden geprezen voor jullie zuivere geloof. Jullie hebben Hem nog nooit gezien. Toch houden jullie van Hem. Jullie geloven Hem en zijn heel erg blij dat jullie door Hem zijn gered. En gered worden is immers het doel van het geloof. De profeten hebben al over die redding geprofeteerd. Ze hebben geprobeerd te begrijpen hoe die redding zou komen. De Geest van God had al aan hen verteld dat de Christus zou moeten lijden. Ook had Hij hun al verteld over de hemelse macht en majesteit die Hij daarna zou hebben. Maar ze begrepen niet wanneer dat zou zijn en hoe het precies zou gebeuren. Maar God liet hun zien dat zij dat zelf nog niet hoefden te begrijpen. Wat zij erover zeiden, was bedoeld voor de mensen die ná hen zouden leven, namelijk wij. Zij spraken toen al over de dingen die jullie nu hebben gehoord van de mensen die het goede nieuws aan jullie hebben verteld. Door de Heilige Geest, die van de hemel gekomen is, hebben zij jullie dat goede nieuws bekend gemaakt. En het goede nieuws is zó geweldig, dat zelfs de engelen er méér over zouden willen weten.

Video voor 1 Petrus 1:3-12