1 Korintiërs 2:1-11

1 Korintiërs 2:1-11 BB

Ik kwam jullie dan ook niet met mooie woorden of wijze ideeën over God vertellen. Want voor mij is de boodschap van de gekruisigde Jezus Christus het enige belangrijke. En ik voelde mij onzeker en bang toen ik bij jullie kwam. Ik hield dan ook geen prachtige toespraak. Maar ik sprak gewoon uit mijn hart. En God gaf er kracht aan. Want ik wilde niet dat jullie mij zouden geloven omdat ik zo'n mooie toespraak had gehouden. Maar ik wilde dat jullie zouden geloven door de kracht van God. De wijsheid waar ik mee kom, is alleen te begrijpen voor mensen die er aan toe zijn. Het is geen wijsheid van deze wereld of van de [ geestelijke ] machten van deze wereld. Die machten zullen vernietigd worden. Maar de wijsheid waar ik over spreek, is de wijsheid van God. Het gaat daarbij over dingen die heel lang verborgen waren. Maar nu zijn ze aan ons bekend gemaakt. Ik bedoel het plan dat God al vanaf het begin van de tijd had klaarliggen om ons te redden. De [ geestelijke ] machten van deze wereld wisten niet hoe Hij dat wilde doen. Als ze het wél hadden geweten, zouden ze de hoogste Heer niet hebben gekruisigd. Maar het is gegaan zoals er in de Boeken staat: "Niemand heeft ooit zoiets gezien. En niemand heeft ooit zoiets gehoord. Geen mens heeft ooit zoiets kunnen bedenken. Maar zó is Gods plan voor de mensen die van Hem houden." En nu heeft God aan óns zijn plan bekend gemaakt door zijn Geest. Want Gods Geest weet alles. Hij weet ook de diepste gedachten en plannen van God. Wie kan weten wat er diep in de gedachten van een mens leeft? Dat kan toch alleen zijn eigen geest? Zo weet ook alleen Gods eigen Geest, wat er in God is.