Maar Abram zei tegen de koning van Sodom: “Ik heb mijn hand opgeheven tot de HEERE, God, de Allerhoogste, die de hemelen en de aarde heeft voortgebracht, en ik heb gezworen, dat ik geen draad of riem voor de sandalen of wat dan ook maar zal nemen van alles wat van jou is, opdat je niet zult zeggen: ‘Ik heb Abram rijk gemaakt!’