1
GENESIS 7:1
Statenvertaling Jongbloed-editie
Daarna zeide de HEERE tot Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht.
Lee anya n'etiti ihe abụọ
Nyochaa GENESIS 7:1
2
GENESIS 7:24
En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.
Nyochaa GENESIS 7:24
3
GENESIS 7:11
In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend.
Nyochaa GENESIS 7:11
4
GENESIS 7:23
Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den aardbodem was, van den mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark was.
Nyochaa GENESIS 7:23
5
GENESIS 7:12
En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
Nyochaa GENESIS 7:12
Ebe Mmepe Nke Mbụ Nke Ngwá
Akwụkwọ Nsọ
Atụmatụ Ihe Ogụgụ Gasị
Vidiyo Gasị