Psalmen 18:1-20
Psalmen 18:1-20 HTB
David zei toen: Ik heb U lief, HERE, U bent mijn kracht. HERE, U bent als een rots voor mij, als een sterk fort. Altijd bent U mijn bevrijder. Mijn God bent U, mijn rots, bij U schuil ik. Achter U, mijn schild, schuil ik weg. U verkondigt mijn redding en bij U mag ik veilig wonen. Ik roep het uit: lof zij de HERE! Hij verloste mij van al mijn vijanden. Ik heb de dood in de ogen gezien, de nederlaag stond voor mij. Ik voelde mij al bijna gestorven en het einde naderde. Toen ik ten einde raad was, riep ik naar de HERE, ik vroeg mijn God mij te helpen. Hij hoorde mij en reageerde op mijn hulpgeroep. Daarop begon de aarde te beven en te dreunen. De bergen sidderden, omdat Hij toornig werd. Rook en vuur verspreidden zich over de aarde. Hij daalde neer uit de hemel met onder zijn voeten de duisternis. Hij reed op een cherub en vloog op de vleugels van de wind. Hij hulde Zich in het duister, zodat Hij beschut was. In donker water en donkere wolken. De wolken verdwenen toen zijn glans naderde. Het regende hagel en vurige kolen. De HERE liet de donder weerklinken. God, de Allerhoogste, liet zijn stem horen. Hij richtte zijn pijlen op mijn vijanden en joeg ze uiteen. Hij slingerde bliksemstralen en bracht verwarring onder hen. Door uw dreigen, HERE, kwamen de rivierbeddingen bloot te liggen en zag men de fundamenten van de aarde. God reikte naar mij, pakte mij vast en trok mij uit het diepe water omhoog. Mijn vijand was erg machtig, maar God redde mij uit zijn hand. Hij hielp mij ontkomen aan hen die mij haten en die sterker waren dan ik. Toen het slecht met mij ging, liepen zij mij voor de voeten, maar de HERE was een steun voor mij. Hij leidde mij uit de ellende en gaf mij de ruimte. Hij redde mij omdat Hij van mij hield.