De Psalmen 18:1-20
De Psalmen 18:1-20 NBG51
Ik heb U hartelijk lief, HERE, mijn sterkte, o HERE, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht. Geloofd zij de HERE, roep ik uit; want van mijn vijanden ben ik verlost. Banden des doods hadden mij omvangen, en stromen van verderf hadden mij overvallen, banden van het dodenrijk hadden mij omgeven, valstrikken van de dood lagen op mijn weg. Toen het mij bang te moede was, riep ik de HERE aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. Toen dreunde en beefde de aarde en de grondvesten der bergen sidderden en daverden, omdat Hij in toorn ontbrand was. Rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam voort uit zijn mond, kolen raakten erdoor in brand. Hij neigde de hemel en daalde neder, donkerheid was onder zijn voeten, Hij reed op een cherub en vloog en zweefde op de vleugels van de wind. Hij stelde het duister tot zijn omhulsel, tot zijn beschutting rondom Zich: duistere wateren, wolkengevaarten. Van de glans vóór Hem verdwenen zijn wolken, hagel en vurige kolen. De HERE deed de donder in de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief zijn stem – [hagel en vurige kolen]. Hij schoot zijn pijlen en verstrooide hen, hij slingerde bliksemen en bracht hen in verwarring. Toen werden de beddingen der wateren zichtbaar en de grondvesten der wereld kwamen bloot vanwege uw dreigen, o HERE, vanwege het blazen van de adem van uw neus. Hij reikte van omhoog, greep mij, trok mij op uit grote wateren. Hij ontrukte mij aan mijn machtige vijand, en aan mijn haters, omdat zij sterker waren dan ik. Zij traden mij in de weg ten dage van mijn ongeluk, maar de HERE was mij tot steun; Hij leidde mij uit in de ruimte. Hij redde mij, omdat Hij welgevallen aan mij had.