Jeremia 50
50
Gods woorden over Babel en Babylonië
1Dit is wat ik van de Heer moest zeggen over de stad Babel en het land Babylonië.
2"Vertel het aan alle volken, maak het overal bekend: Babel is veroverd. Zorg dat iedereen het weet. Hun goden Bel en Merodach staan voor schut omdat ze hun land niet hebben kunnen redden. Al hun walgelijke goden staan voor schut. 3Want uit het noorden komt een volk dat Babel zal verwoesten.#Ongeveer 50 jaar nadat Jeremia naar Egypte ging, werd Babel veroverd door de koning van Medië en Perzië. Hij kwam echter niet uit het noorden, maar uit het oosten. Ook heeft hij Babylonië niet helemaal verwoest. Het gaat hier dus waarschijnlijk niet alleen over de verovering door Medië en Perzië, maar ook over iets wat in de toekomst nog moet gaan gebeuren. Net zoals heel veel andere profetieën bevat ook deze profetie meerdere 'lagen'. Dat blijkt ook uit vers 4; De stammen van het koninkrijk Israël die gevangen waren meegenomen door de koning van Assur, kwamen namelijk in de tijd van de Meden en Perzen nog niet terug naar hun eigen land. Er zal niemand meer wonen. Alle mensen en dieren zullen weggevlucht zijn. Ze zijn allemaal verdwenen.
4In die tijd, zegt de Heer, zullen de Israëlieten en Judeeërs samen terugkomen. Huilend zullen ze terugkomen en Mij om hulp smeken. 5Ze zullen de weg naar Jeruzalem vragen, want dat zal het doel zijn van hun reis. Ze willen weer met Mij omgaan en een eeuwig verbond met Mij sluiten. Een verbond waar ze zich voor altijd aan zullen houden. 6Mijn volk was als een kudde verdwaalde schapen. Hun herders hebben hen bedrogen en hen de verkeerde kant op geleid. Ze trokken van berg naar berg en van heuvel tot heuvel. Ze waren de weg naar hun stal vergeten. 7Ze werden overal gedood. Hun vijanden zeiden: 'We hebben geen schuld als we hen doden. Ze zijn immers ongehoorzaam geweest aan hun Heer God, die hen vroeger beschermde en op wie hun voorouders vertrouwden.'
8Vlucht weg uit Babel! Verlaat het land van de Babyloniërs! Spring als bokken voor de kudde uit! 9Want Ik zal vanuit het noorden een aantal grote volken naar Babel sturen. Ze zullen met hun legers komen, Babel aanvallen en het veroveren. Hun pijlen treffen altijd doel. Overal behalen ze de overwinning. 10Dan zal heel Babylonië leeggeroofd worden. Er zal genoeg buit zijn voor iedereen, zegt de Heer.
11Babyloniërs, nu zijn jullie er blij over dat jullie mijn volk, mijn eigendom, hebben geplunderd. Spring maar rond als een kalf in het gras, als een hinnikend paard tijdens de paartijd. 12Maar straks zal júllie vaderland veroverd worden. Het wordt het kleinste en minst belangrijke land op aarde, een woestijn, een wildernis, een steppe! 13Omdat Ik woedend ben op Babel zal er straks niemand meer wonen. Het zal helemaal verwoest worden. Iedereen die Babel ziet, zal geschokt zijn over wat er is gebeurd. Hij zal geschokt tussen zijn tanden fluiten.
14Kom met je legers naar Babel! Span je boog! Beschiet de stad! Wees niet zuinig met je pijlen! Want Babel heeft verkeerd gedaan tegen Mij, de Heer. 15Juich, want Babel geeft zich over, de burcht is gevallen, de muren zijn afgebroken. Zo straf Ik Babel. Wreek je op Babel. Doe met Babel wat Babel met anderen heeft gedaan! 16Er zal niet meer gezaaid en niet meer geoogst worden. Iedereen vlucht terug naar het land waar hij oorspronkelijk vandaan kwam, uit angst voor de oorlog.
17Israël lijkt op een bang lam dat door leeuwen is opgejaagd. De eerste leeuw, de koning van Assur, heeft het verslonden. De laatste leeuw, koning Nebukadnezar van Babel, heeft de botten afgekloven. 18Daarom zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Let op, Ik zal de koning van Babel en zijn land straffen voor wat ze hebben gedaan. Net zoals Ik de koning van Assur heb gestraft voor wat hij had gedaan.#Assur was immers veroverd door Babel. 19Ooit zal Ik Israël terugbrengen naar zijn weide. Dan zal Israël weer grazen op de Karmel, in de vlakte van Basan en op de bergen van Efraïm en in Gilead. Mijn volk zal altijd genoeg te eten hebben. 20In die tijd zal niemand meer kunnen zeggen dat Israël en Juda schuldig zijn omdat ze ongehoorzaam aan Mij waren. Want Ik zal iedereen die van mijn volk is overgebleven alles vergeven.
21Maak je klaar voor de strijd tegen het land Merataïm. Maak je klaar voor de strijd tegen de bewoners van Pekod. Verwoest alles en dood iedereen, zegt de Heer. Doe alles wat Ik jullie beveel. 22Er is krijgsgeschreeuw in het land en grote ellende! 23Eerst sloeg Babel als een hamer alle volken kapot. Maar nu is die hamer zelf stukgeslagen. Iedereen die hoort wat er met Babel is gebeurd, is geschokt. 24Ik heb een valstrik voor je neergezet, Babel, en vóór je het wist heb Ik je gevangen.#De stad Babel zou onverwachts, in één nacht, worden veroverd door het leger van Medië en Perzië. Lees ook Daniël 5:30. Ik heb je gegrepen, omdat je Mij hebt uitgedaagd. 25Ik heb mijn wapens tevoorschijn gehaald. Ik ga met Babel afrekenen. Want wat er in Babel gebeurt, is het werk van de Heer, de Heer van de hemelse legers. 26Trek op naar de Babyloniërs met alle mannen die je hebt. Breek hun voorraadschuren open, stapel alles op wat je vindt en steek het in brand. Vernietig zo de bewoners. Zorg dat er niemand overblijft. 27Dood alle krijgers, sterk als stieren! Breng ze weg om geslacht te worden. Laten ze maar oppassen, want de dag van hun straf is gekomen. 28Luister naar het verhaal van de vluchtelingen die uit Babel zijn ontsnapt. Ze vertellen in Jeruzalem hoe Ik Babel straf omdat het mijn tempel heeft verwoest.#Vergeet niet dat op het moment dat Jeremia dit namens de Heer zei, Jeruzalem en de tempel nog niet verwoest waren!
29Roep alle schutters bij elkaar tegen Babel. Roep iedereen die met pijl en boog schiet. Omsingel de stad van alle kanten zodat niemand kan ontsnappen. Neem wraak voor wat Babel heeft gedaan. Geef de stad haar verdiende loon. Want Babel is overmoedig geweest tegen Mij, de Heilige God van Israël. 30In die tijd zullen alle mannen in de straten worden gedood. Alle soldaten zullen sterven, zegt de Heer. 31Ik zál je, jij overmoedige stad, zegt de Heer, de Heer van de hemelse legers. Want je laatste dag is gekomen. Nu zal Ik je straffen voor alles wat je hebt gedaan. 32En je zal struikelen en vallen. Niemand zal je weer overeind helpen. Al je steden zal Ik in brand steken. Het land in de wijde omgeving zal afbranden. 33Dit zegt de Heer van de hemelse legers: jullie zijn slecht geweest voor de Israëlieten en de Judeeërs. Jullie hebben hen gevangen meegenomen en geweigerd hen weer te laten gaan. 34Maar hun Bevrijder is sterk. Hij is de Heer van de hemelse legers. Ik zal voor hen opkomen en weer rust brengen in hun land. Maar de bewoners van Babel breng Ik strijd!
35Ik zal de Babyloniërs oorlog brengen. Oorlog over de bewoners van Babel, zijn leiders en zijn wijze mannen. 36Oorlog over zijn waarzeggers, zodat ze alleen maar onzin zullen praten! Oorlog over zijn helden, zodat ze in paniek raken! 37Oorlog over zijn paarden en strijdwagens en alle troepen, zodat ze zullen beven van angst! Oorlog over zijn schatten, zodat ze geplunderd zullen worden! 38Oorlog over al het water, zodat het zal opdrogen! Want het land staat vol met godenbeelden. Ze aanbidden vreselijke goden. Ze hebben een dwaas vertrouwen in hen. 39Daarom zullen er voortaan woestijndieren, jakhalzen en struisvogels in dat land leven. Er zal geen mens meer wonen. Voor eeuwig zal het onbewoond blijven. 40Het zal net zo onbewoond blijven als Sodom en Gomorra met de steden daar omheen die Ik vernietigd heb,#Sodom en Gomorra waren twee steden die honderden jaren eerder door God verwoest waren omdat de bewoners zo slecht waren. Lees Genesis 13:13 en Genesis 19:15, 24 en 25. zegt de Heer.
41Let op, er komt een volk uit het noorden. Een groot volk met machtige koningen komt uit het verre noorden. 42Ze hebben speren en bogen. Ze zijn wreed en genadeloos. Het geluid van hun leger is als het gedreun van de zee. Ze rijden op paarden en zijn zwaarbewapend. Ze zijn klaar voor de strijd tegen jou, Babel! 43Babels koning heeft het geluid gehoord en zijn handen beven van angst. Hij weet niet wat hij moet doen. 44Zoals een leeuw loert in de bossen van het Jordaandal en plotseling het vee bespringt, zo komt het leger plotseling tevoorschijn. In één ogenblik jaag Ik Babel uit elkaar. Ik zal Zelf iemand aanwijzen om dat te doen. Want wie is er aan Mij gelijk? Wie zal Mij durven vragen waarom Ik iets doe? Welke leider durft het tegen Mij op te nemen? 45Luister daarom naar wat Ik over Babel heb besloten. Luister naar het plan dat Ik met de Babyloniërs heb. Ze zullen door de zwakste afdeling van het leger worden weggesleurd. Het hele land zal verwoest worden. 46Iedereen zal geschokt zijn als hij hoort dat Babel is overwonnen. Wanneer Babel valt, zal de aarde beven. Het gejammer is bij alle volken te horen. (lees verder)
Currently Selected:
Jeremia 50: BB
Highlight
Share
Copy
Want to have your highlights saved across all your devices? Sign up or sign in
BasisBijbel | Copyright © 2013 Stichting BasisBijbel | https://wwwbasisbijbel.nl | Alle rechten voorbehouden | Uitgegeven door Stichting ZakBijbelBond 2016
Learn More About BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands