Genesis 6:1-4

Genesis 6:1-4 EBV24

Toen de mensen zich op aarde begonnen te vermeerderen en er ook dochters aan hen geboren werden, zagen de zonen van GOD dat de dochters van de mensen mooi waren en zij namen voor zichzelf vrouwen uit allen die zij uitkozen. Toen zei de HEERE: “Mijn Geest zal niet eeuwig in de mens blijven, om zijn dwalingen is hij vlees. Zijn dagen zullen honderdtwintig jaar zijn.” In die dagen waren de ‘nefilim’, de gevallenen, op aarde en ook daarna, toen de zonen van GOD tot de dochters van de mensen kwamen en zij aan hen baarden. Zij zijn de geweldigen van die vroegere tijd, mannen van naam.