Lucas 23:33-56
Schedel of Golgotha heette die plaats. Daar werden ze alle drie gekruisigd. Jezus in het midden en de twee misdadigers aan weerszijden van Hem. ‘Vader,’ zei Jezus, ‘vergeef het deze mensen. Zij weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te loten. De mensen stonden toe te kijken. En de Joodse leiders deden niets dan Hem bespotten en uitlachen. ‘Hij heeft anderen gered,’ hoonden ze. ‘Laten we nu eens kijken of Hij Zichzelf kan redden, of Hij werkelijk de Christus is.’ De soldaten lachten Hem ook uit en gaven Hem zure wijn te drinken. Ze zeiden: ‘Zeg, koning van de Joden! Red Uzelf!’ Boven zijn hoofd hing een bordje met de woorden: ‘Dit is de Koning van de Joden.’ Een van de misdadigers die naast Hem hing, zei spottend: ‘Zo, U bent dus de Christus? Bewijs dat eens. Red Uzelf en ons.’ Maar de ander snoerde hem de mond. ‘Heb je geen ontzag voor God, terwijl je hetzelfde vonnis hebt gekregen? En wij krijgen ons verdiende loon, maar deze man heeft niets verkeerds gedaan.’ Hij zei tegen Jezus: ‘Jezus, denk aan mij als U in uw koninkrijk komt.’ Jezus antwoordde: ‘Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.’ Tegen de middag werd het in het hele land donker. Dat duurde tot een uur of drie. Het zonlicht was weg. Plotseling scheurde het zware gordijn in de tempel doormidden. Op dat moment riep Jezus: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest!’ En met die woorden blies Hij zijn laatste adem uit. De Romeinse officier begreep dat God de hand in dit alles had en zei vol ontzag: ‘Deze mens was werkelijk rechtvaardig.’ De vele mensen die naar de kruisiging waren komen kijken, gingen naar huis nadat ze dit allemaal hadden gezien. Ze sloegen zich op de borst van berouw en verdriet. Jezusʼ vrienden en ook de vrouwen die met Hem uit Galilea waren meegekomen, stonden op een afstand te kijken. Een zekere Jozef, die lid was van de Hoge Raad en uit de stad Arimathea kwam, was het helemaal niet eens geweest met de beslissing en het optreden van de andere Joodse leiders. Hij was een goed en rechtvaardig man, die verwachtte dat het Koninkrijk van God zou komen. Hij ging naar Pilatus en vroeg of hij het lichaam van Jezus mocht hebben. Nadat hij het lichaam van het kruis had afgenomen, wikkelde hij het in een lang stuk linnen. Daarna legde hij het in een nog niet eerder gebruikt graf dat in de rotsen was uitgehakt. De vrijdagmiddag was bijna voorbij. De sabbat zou beginnen. De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren meegekomen, gingen mee naar het graf en zagen hoe het lichaam erin werd gelegd. Daarna gingen ze naar huis en maakten speciale kruiden en olie klaar om Hem te balsemen. Op de sabbat namen ze rust. Dat is volgens de Joodse wet verplicht.
Lucas 23:33-56