1 Samuël 2:1-11
Daarna zong Hanna een loflied voor de HERE: ‘Wat heeft de HERE mij blij gemaakt! Wat een kracht heeft Hij mij gegeven! Nu kan ik vrijuit tegen mijn vijanden spreken, want de HERE heeft mij verlost. Wat een vreugde! Niemand is zo heilig als de HERE! Er is geen andere God, geen andere Rots dan onze God. Wees niet langer trots en zelfingenomen! De HERE weet wat u hebt gedaan en zal uw daden beoordelen. Zij die machtig waren, zijn het nu niet meer! Zij die zwak waren, zijn nu sterk. Die het goed hadden, lijden nu honger. Die honger leden, zijn nu goed doorvoed. De onvruchtbare vrouw heeft nu zeven kinderen, zij die vele kinderen heeft, kan nu niet meer baren. De HERE doodt en Hij maakt levend. Hij laat de mens neerdalen in het dodenrijk en leidt hem daar ook weer uit. Sommigen geeft Hij armoede, anderen rijkdom. De één vernedert Hij, de ander wordt verhoogd. Hij helpt zwakken en armen overeind, hij haalt hen weg uit stof en slijk. Hij behandelt hen als vorsten en geeft hun eer en aanzien. Want de hele aarde is door de HERE geschapen en Hij houdt de wereld in zijn hand. Hij zal hen die Hem aanbidden beschermen, maar de goddelozen komen in duisternis om. Niemand zal slagen door zijn eigen kracht alleen. Zij die tegen de HERE vechten, worden gebroken, vanuit de hemelen laat Hij tegen hen de donder weerklinken. Hij oordeelt over de hele aarde. Hij geeft zijn Koning kracht en aan zijn Gezalfde grote eer.’ Elkana ging zonder Samuël naar Rama terug, het kind werd een dienaar van de HERE onder toezicht van de priester Eli.
1 Samuël 2:1-11