Handelingen

Bemoediging Van God

Gedichten over Gods plan

Goed-Beter-Stress!

De kracht van overgave

Durf te dromen!

Vrijheid in Christus (Deel 1/5)

De gelijkenis van de tien ponden

Ik zie nog niets, maar het komt er echt!

Vrijheid is anders

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkGEN">
 <div class="chapter ch36" data-usfm="GEN.36">
 <div class="label">36</div><div class="s1">De afstammelingen van Esau</div><div class="p"> 1Hier is een lijst van de afstammelingen van Esau (die ook wel Edom werd genoemd):</div><div class="p"> 2Esau trouwde met drie Kana&#228;nitische meisjes: Ada, de dochter van de Hethiet Elon, Oholibama, de dochter van Ana en kleindochter van de Chiwwiet Sibon, 3en Basemat, de dochter van Isma&#235;l (dus Esau&#700;s nicht) en de zuster van Nebajot. 4Esau en Ada kregen een zoon, Elifaz. Esau en Basemat hadden een zoon met de naam Re&#252;el. 5Esau en Oholibama hadden drie zonen: Je&#252;s, Jalam en Korach. Al deze zonen werden geboren in het land Kana&#228;n.</div><div class="p"> 6-8Toen nam Esau zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn hele huishouding, het vee en de kudde&#8212;alle bezittingen die hij in Kana&#228;n had vergaard&#8212;en trok naar het gebergte Se&#239;r, weg van zijn broer Jakob. Het land was niet groot genoeg om in alle behoeften van hun vee te voorzien.</div><div class="p"> 9Hier zijn de namen van Esau&#700;s afstammelingen, de Edomieten die hem in het gebergte Se&#239;r werden geboren:</div><div class="p"> 10-12Nakomelingen van zijn vrouw Ada, die haar zoon Elifaz kreeg, waren: Teman, Omar, Sefo, Gatam, Kenaz en Amalek (dat was een kind van Timna, de bijvrouw van Elifaz). 13-14 Esau kreeg ook kleinkinderen via zijn vrouw Basemat. Haar zoon Re&#252;el kreeg Nachat, Zerach, Samma en Mizza.</div><div class="p"> 15-16 Esau&#700;s kleinkinderen werden stamhoofden van de volgende stammen: de stam van Teman, de stam van Omar, de stam van Sefo, de stam van Kenaz, de stam van Korach, de stam van Ga&#235;tam en de stam van Amalek. De bovengenoemde stammen waren nakomelingen van Elifaz, de oudste zoon van Esau en Ada. 17De volgende stammen waren nakomelingen van Re&#252;el, de zoon die Esau en Basemat kregen in Kana&#228;n: de stam van Nachat, de stam van Zerach, de stam van Samma en de stam van Mizza.</div><div class="p"> 18-19 En dit zijn de stammen die de namen dragen van de zonen van Esau en Oholibama (de dochter van Ana): de stam van Je&#252;s, de stam van Jalam en de stam van Korach.</div><div class="p"> 20-21 Dit zijn de namen van de stammen die voortkwamen uit Se&#239;r: de stam van Lotan, de stam van Sobal, de stam van Sibon, de stam van Ana, de stam van Dison, de stam van Eser en de stam van Disan.</div><div class="p"> 22De kinderen van Lotan (de zoon van Se&#239;r) waren Chori en Hemam (Lotan had ook nog een zuster, Timna). 23De kinderen van Sobal waren Alwan, Manachat, Ebal, Sefo en Onam. 24De kinderen van Sibon waren Ajja en Ana (deze jongen vond hete bronnen in de woestijn, terwijl hij de ezels van zijn vader hoedde). 25De kinderen van Ana waren Dison en het meisje Oholibama. 26De kinderen van Dison waren Chemdan, Esban, Jitran en Keran. 27De kinderen van Eser waren Bilhan, Za&#228;wan en Akan. 28-30De kinderen van Disan waren Us en Aran.</div><div class="p"> 31-39Dit zijn de namen van de koningen die Edom regeerden voordat Isra&#235;l haar eerste koning had: koning Bela, de zoon van Beor, regeerde vanuit de stad Dinhaba in Edom. Zijn opvolger was koning Jobab, de zoon van Zerach en deze regeerde in Bosra. Toen Jobab stierf, volgde Chusam uit Teman hem op. Diens opvolger was koning Hadad, de zoon van Bedad, de aanvoerder van de strijdkrachten die het leger van Midjan versloegen toen het Moab binnendrong. Hij woonde in de stad Awit. Zijn opvolger was koning Samla, die regeerde vanuit Masreka. Diens opvolger was koning Sa&#252;l, die regeerde vanuit Rechobot, aan de rivier. Sa&#252;ls opvolger was koning Ba&#228;l-Chanan, de zoon van Achbor. Diens opvolger was koning Hadar, die regeerde vanuit de stad Pa&#252;. Zijn vrouw heette Mehetabel en was de dochter van Matred en kleindochter van Me-Zahab.</div><div class="p"> 40-43Hier zijn de namen van de onderstammen van Esau. De plaatsen waar zij woonden, werden naar hen genoemd: de stam van Timna, de stam van Alwa, de stam van Jetet, de stam van Oholibama, de stam van Ela, de stam van Pinon, de stam van Kenaz, de stam van Teman, de stam van Mibsar, de stam van Magdi&#235;l en de stam van Iram. Dit zijn dus de namen van de onderstammen van Edom die hun namen gaven aan de gebieden die zij bewoonden (het waren allemaal Edomieten, afstammelingen van Esau).</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkGEN">
 <div class="chapter ch37" data-usfm="GEN.37.1+GEN.37.2+GEN.37.3+GEN.37.4+GEN.37.5+GEN.37.6+GEN.37.7+GEN.37.8+GEN.37.9+GEN.37.10+GEN.37.11+GEN.37.12+GEN.37.13+GEN.37.14+GEN.37.15+GEN.37.16+GEN.37.17+GEN.37.18+GEN.37.19+GEN.37.20+GEN.37.21+GEN.37.22+GEN.37.23+GEN.37.24+GEN.37.25+GEN.37.26+GEN.37.27+GEN.37.28+GEN.37.29+GEN.37.30+GEN.37.31+GEN.37.32+GEN.37.33+GEN.37.34+GEN.37.35+GEN.37.36">
 <div class="p">1Zo vestigde Jakob zich weer in het land Kana&#228;n, waar zijn vader had gewoond. 2Jakobs zoon Jozef was zeventien jaar oud. Samen met zijn halfbroers, de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, hoedde hij de schapen. Maar Jozef vertelde het zijn vader als de andere jongens een streek uithaalden.</div><div class="p"> 3Nu was het zo dat Isra&#235;l meer van Jozef hield dan van zijn andere kinderen, omdat hij deze zoon op hoge leeftijd had gekregen. Op een dag gaf Jakob hem een prachtige, veelkleurige mantel. 4Zijn broers hadden al lang ontdekt dat Jozef de lieveling van hun vader was en daarom haatten zijn hem. Er kon geen vriendelijk woord voor hun broer af.</div><div class="p"> 5Op een nacht had Jozef een droom, die hij prompt aan zijn broers vertelde. Zo maakte hij zich nog meer gehaat. 6&#8216;Moet je luisteren,&#8217; kondigde hij trots aan, 7&#8216;we waren met zo&#700;n allen op het land schoven aan het binden. Toen ging mijn schoof opeens rechtop staan en jullie schoven kwamen er omheen staan en bogen diep voor hem!&#8217; 8&#8216;Dus jij wilt ons de baas zijn?&#8217; vroegen zijn broers smalend. Hierna haatten zij hem nog meer, zowel om zijn droom als om zijn gedrag.</div><div class="p"> 9Jozef kreeg nog een tweede droom, die hij weer aan zijn broers vertelde. &#8216;Moeten jullie nu eens luisteren,&#8217; zei hij. &#8216;De zon, de maan en elf sterren bogen diep voor mij!&#8217; 10Deze keer vertelde hij zijn droom ook aan zijn vader, maar die wees hem terecht. &#8216;Wat zullen we nu krijgen,&#8217; zei hij, &#8216;moeten ik, je moeder en je broers werkelijk voor jou buigen?&#8217; 11Jozefs broers waren jaloers op hem, maar zijn vader hield het verhaal in zijn achterhoofd en vroeg zich af wat die droom kon betekenen.</div><div class="p"> 12Jozefs broers trokken met de schapen naar Sichem om ze daar te laten grazen. 13Enkele dagen later riep Isra&#235;l Jozef bij zich en zei: &#8216;Je broers laten de schapen bij Sichem grazen. 14Ik wil graag dat je er heen gaat om te kijken hoe het met hen en de schapen is. Daarna moet je het mij komen vertellen.&#8217; &#8216;Dat zal ik doen,&#8217; zei Jozef. Hij reisde vanuit het dal van Hebron naar Sichem. 15Toen hij door de velden zwierf op zoek naar zijn broers, zag een man hem en vroeg: &#8216;Wie zoek je?&#8217; 16&#8216;Ik zoek mijn broers en de schapen,&#8217; gaf Jozef als antwoord. &#8216;Hebt u ze soms gezien?&#8217; 17&#8216;Jazeker,&#8217; zei de man, &#8216;maar ze zijn hier niet meer. Ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan gingen.&#8217; Jozef volgde zijn broers naar Dotan en vond hen daar. 18Maar toen zij hem zagen aankomen, besloten zij hem te doden! 19-20 &#8216;Kijk, daar komt die grote dromer aan,&#8217; riepen ze. &#8216;Vooruit, laten we hem doden en dan in een waterput gooien. We kunnen vader vertellen dat een wild dier hem heeft opgegeten. Eens zien wat er van zijn mooie dromen terechtkomt!&#8217; 21-22 Maar Ruben voelde daar niets voor en zei: &#8216;Laten we hem niet doden. We mogen geen bloed vergieten. We kunnen hem beter levend in een waterput gooien, dan hoeven wij onze handen niet vuil te maken&#8217; (Ruben wilde Jozef later uit de put halen en hem terugbrengen bij zijn vader). 23-24 Dus pakten zij Jozef zo gauw hij bij hen was in zijn kraag, trokken hem zijn mooie, veelkleurige mantel uit en gooiden hem in een droogstaande waterput.</div><div class="p"> 25Toen gingen ze bij elkaar zitten om te eten. Plotseling zagen ze in de verte een rij kamelen aankomen, waarschijnlijk een karavaan van Isma&#235;litische handelaars die gom, balsem en hars van Gilead naar Egypte vervoerden. 26-27 &#8216;Kijk eens,&#8217; zei Juda tegen de anderen. &#8216;Daar komt een stel Isma&#235;lieten aan. Laten we Jozef aan hen verkopen, in plaats van hem te doden, want hij is tenslotte onze broer.&#8217; Zijn broers waren het met hem eens. 28Toen de karavaan bij hen aankwam, haalden ze Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig zilverstukken aan de handelaars, die hem meenamen naar Egypte.</div><div class="p"> 29Een tijdje later kwam Ruben, die er niet bij was toen de karavaan langskwam, terug om Jozef uit de put te halen. Toen hij merkte dat Jozef weg was, scheurde hij zijn kleren als teken van verdriet. 30&#8216;De jongen is weg. En ik? Waar moet ik nu heen?&#8217; zei hij treurig tegen zijn broers.</div><div class="p"> 31Toen doodden de broers een geit en besmeurden Jozefs mantel met het bloed. 32Die namen zij mee naar hun vader. &#8216;We hebben dit in het veld gevonden,&#8217; zeiden zij hem. &#8216;Is het Jozefs mantel of niet?&#8217; 33Hun vader herkende de mantel ogenblikkelijk. &#8216;Ja,&#8217; zei hij bedroefd, &#8216;dat is de mantel van mijn zoon. Een wild dier moet hem hebben opgegeten. Hij is zonder twijfel verscheurd.&#8217; 34Toen scheurde Jakob zijn kleren en trok een rouwmantel aan. Hij treurde diep om zijn zoon, wekenlang. 35Zijn familieleden probeerden hem te troosten, maar het hielp niets. &#8216;Ik zal treuren om mijn zoon tot ik in mijn graf neerdaal,&#8217; zei Jakob. En toen begon hij weer te huilen.</div><div class="p"> 36In Egypte aangekomen, verkochten de handelaars Jozef aan Potifar, een dienaar van de farao, de koning van Egypte. Potifar was de commandant van de lijfwacht.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkMAT">
 <div class="chapter ch13" data-usfm="MAT.13.18+MAT.13.19+MAT.13.20+MAT.13.21+MAT.13.22+MAT.13.23+MAT.13.24+MAT.13.25+MAT.13.26+MAT.13.27+MAT.13.28+MAT.13.29+MAT.13.30+MAT.13.31+MAT.13.32+MAT.13.33+MAT.13.34+MAT.13.35">
 <div class="p">18Met het voorbeeld van de boer die ging zaaien, bedoel Ik dit: 19er zijn mensen die wel over het Koninkrijk horen vertellen, maar er niets van begrijpen. Wat in hun hart is gezaaid, wordt er meteen door de duivel weer uitgeroofd. Dit soort mensen lijkt op de harde grond van de weg. 20Er zijn ook mensen die over het Koninkrijk horen vertellen en er direct enthousiast over zijn. 21Maar zij zijn oppervlakkig. Als zij moeilijkheden krijgen of om hun overtuiging worden vervolgd, moeten zij er ineens niets meer van hebben. Want het zaad had nauwelijks wortel geschoten. Dit soort mensen lijkt op de steenachtige grond. 22Dan zijn er mensen die het goede nieuws horen, maar het laten verstikken door de zorgen van het leven en het verlangen naar geld. Eigenlijk doen ze niets met het goede nieuws dat ze hebben gehoord. Dit soort mensen lijkt op de grond die vol distels staat. 23Ten slotte zijn er mensen die het goede nieuws horen en begrijpen. Bij hen draagt het zaad vrucht, soms honderdmaal, soms zestigmaal en soms dertigmaal zoveel. Dit soort mensen lijkt op de goede grond, waar het zaad mooi kon opkomen en vruchtdragen.&#8217;</div><div class="p"> 24Jezus vertelde nog een gelijkenis. &#8216;U kunt zich het Koninkrijk van de hemelen ook zo voorstellen. Een boer zaaide goed graan op zijn land. 25Maar op een nacht, terwijl iedereen sliep, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen het graan. 26Toen het graan begon te groeien, schoot ook het onkruid op. 27De knechten gingen naar de boer toe en zeiden: &#8220;Het veld waar u dat goede graan hebt gezaaid, staat vol onkruid!&#8221; 28&#8220;Dat heeft een vijand gedaan,&#8221; zei hij. &#8220;Zullen wij het onkruid ertussen uittrekken?&#8221; vroegen zij. 29&#8220;Nee,&#8221; antwoordde de boer. &#8220;Want dan trekken jullie het jonge graan ook mee. 30Laat ze maar samen opgroeien tot de oogst. Dan zal ik tegen de maaiers zeggen dat zij eerst het onkruid bijeen moeten halen en verbranden. Daarna kunnen zij het graan in de schuur brengen.&#8221;&#8198;&#8217;</div><div class="p"> 31Jezus vertelde ook deze gelijkenis: &#8216;Het Koninkrijk van de hemelen is net een mosterdzaadje dat in de grond wordt gestopt. 32Het is het kleinste zaadje dat er is, maar het wordt wel een van de grootste struiken, een boom zelfs: de vogels kunnen in zijn takken schuilen.&#8217;</div><div class="p"> 33Hij vertelde nog een andere gelijkenis: &#8216;Het Koninkrijk van de hemelen is net als de gist waarvan een vrouw een beetje in een hoop meel doet, en na een tijdje is het deeg door en door gegist.&#8217;</div><div class="p"> 34Telkens wanneer Jezus de mensen toesprak, vertelde Hij gelijkenissen, dat zijn verhalen met een diepere betekenis. Hij gebruikte voortdurend voorbeelden om duidelijk te maken wat Hij bedoelde. 35Een van de profeten had al gezegd: &#8216;Ik wil door middel van voorbeelden spreken en vertellen wat van het begin van de wereld af geheim is gebleven.&#8217;</div><div class="p"> </div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkPSA">
 <div class="chapter ch10" data-usfm="PSA.10.12+PSA.10.13+PSA.10.14+PSA.10.15+PSA.10.16+PSA.10.17+PSA.10.18">
 <div class="q1">12 Here, grijp toch in!</div><div class="q1">O God, hef uw hand toch tegen hen op!</div><div class="q1">Denk alstublieft aan de armen!</div><div class="q1"> 13Hoe komt het</div><div class="q1">dat goddelozen U verachten?</div><div class="q1">Zij denken dat U hen nooit</div><div class="q1">ter verantwoording zult roepen.</div><div class="q1"> 14 Here, U ziet wat zij doen.</div><div class="q1">U weet wat een ellende en verdriet zij veroorzaken.</div><div class="q1">Laat hen dan ook maar boeten, Here!</div><div class="q1">De arme mensen vertrouwen zich geheel aan U toe.</div><div class="q1">U bent de toevlucht voor wees en weduwe.</div><div class="q1">U staat bekend als degene</div><div class="q1">die de hulpelozen tegemoet komt en helpt.</div><div class="q1"> 15Breek de macht van de boosdoeners, Here,</div><div class="q1">zodat zij niets meer kunnen.</div><div class="q1">Vervolg hen</div><div class="q1">tot er niet &#233;&#233;n meer in leven is.</div><div class="q1"> 16De Here is Koning,</div><div class="q1">nu en tot in eeuwigheid!</div><div class="q1">Zij die God niet volgen,</div><div class="q1">moeten zijn land uit.</div><div class="q1"> 17 Here, U kent het hart</div><div class="q1">van de nederige mensen door en door.</div><div class="q1">U kent hun wensen,</div><div class="q1">uw hart gaat naar hen uit,</div><div class="q1">U luistert naar hen.</div><div class="q1"> 18U doet recht</div><div class="q1">aan wezen en verdrukten.</div><div class="q1">Niemand krijgt meer de kans</div><div class="q1">hen uit het land te verjagen.</div>
 </div>
 </div>
</div>

NIV Once-A-Day Bible for LeadersVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen