Zefanja 2:4-15

Zefanja 2:4-15 BasisBijbel (BB)

De Heer zegt: "Hoor wat er met de Filistijnen zal gebeuren: "Gaza zal verlaten zijn. Askelon zal verwoest worden. De bewoners van Asdod zullen midden op de dag uit hun stad worden verjaagd. Ekron zal helemaal omgekeerd worden. Pas maar op, Keretieten langs de kust! Kanaän, land van de Filistijnen, Ik heb het tegen joú. Ik zal je helemaal verwoesten, zodat er geen Filistijn overblijft. Dat land langs de zee zal voor het vee worden. Er zullen waterputten voor de herders zijn en stallen voor de schapen. Het overblijfsel van Juda zal er wonen. De mensen die van Juda zijn overgebleven, zullen daar veilig wonen. Ze zullen 's nachts in de huizen van Askelon overnachten. Want hun Heer God zal weer voor hen zorgen. Hij zal hen terugbrengen en weer goed voor hen zijn." De Heer zegt: "Ik heb wel gehoord hoe Moab mijn volk bespot heeft. Ik heb wel gehoord hoe de Ammonieten mijn volk hebben uitgescholden. Ik heb wel gezien hoe zij het land van mijn volk steeds aanvielen. Daarom zweer Ik bij Mijzelf dat Ik Moab op dezelfde manier zal straffen als Sodom, zegt de Heer van de hemelse legers. En de Ammonieten zal Ik op dezelfde manier straffen als Gomorra. Hun land zal veranderen in een vlakte met distels en zoutputten. Het zal voor eeuwig een wildernis blijven. De mensen die van mijn volk zijn overgebleven, zullen hen plunderen en hun land veroveren. Dat is hun straf voor hun trots. Want ze hebben mijn volk uitgelachen en het volk van de Heer van de hemelse legers aangevallen. Ik zal hen zwaar straffen. Ik zal alle goden van de aarde vernietigen. Alle mensen zullen buigen voor de Heer, ieder in zijn eigen land en plaats, ook de volken langs de kust. Ook jullie, de Ethiopiërs, zal Ik doden met mijn zwaard! En Ik zal het Noorden straffen: Ik zal Assur vernietigen. Ninevé zal helemaal worden verwoest en zo droog worden als een woestijn. Er zullen allerlei kudden wilde dieren in rondtrekken. Uilen zullen op de omgevallen pilaren overnachten. Het geluid van vogels zal te horen zijn vanuit de ramen. De gebouwen zullen totaal verwoest zijn. Ook het cederhout op de muren zal Ik vernielen. Dit is alles wat er overblijft van die levendige stad waar de mensen zo onbezorgd woonden, de stad die zo trots was op zichzelf. Er blijven alleen nog maar puinhopen van over, een wildernis, een rustplaats voor de wilde dieren. Iedereen die voorbij komt en het ziet, zal geschokt zijn."

Zefanja 2:4-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden. Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn. En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden. En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben. Ik heb de beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs landpale. Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten. Dat zullen zij hebben in plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen. Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden der heidenen. Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn zwaard zijn. Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het Noorden, en Hij zal Assur verdoen; en Hij zal Ninevé stellen tot een verwoesting, droog als een woestijn. En in het midden van haar zullen den kudden legeren, al het gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar granaatappelen vernachten; een stem zal in het venster zingen, verwoesting zal in den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk zal ontbloot hebben. Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

Zefanja 2:4-15 Herziene Statenvertaling (HSV)

Want Gaza zal verlaten worden en Askelon tot woestenij zijn; Asdod, midden op de dag zal men het verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. Wee u, bewoners van het gebied aan de zee, volk van Kretenzers! Het woord van de HEERE is tegen u, Kanaän, land van de Filistijnen! Ik zal u verdelgen, zodat er geen inwoner meer is. Het gebied aan de zee zal worden tot weiden met putten voor herders en kooien voor kleinvee. En het gebied zal zijn voor het overblijfsel van het huis van Juda, zodat zij daarin zullen weiden. 's Avonds zullen zij in de huizen van Askelon neerliggen, want de HEERE, hun God, zal naar hen omzien en een omkeer in hun gevangenschap brengen. Ik heb de smadelijke woorden van Moab gehoord en de beschimping door de Ammonieten, waarmee zij Mijn volk gesmaad hebben, zich verheven hebben tegen hun gebied. Daarom, zo waar Ik leef, spreekt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Voorzeker, Moab zal als Sodom worden en de Ammonieten als Gomorra: een distelveld, een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid! De rest van Mijn volk zal hen plunderen, het overblijfsel van Mijn volk zal hen in erfelijk bezit nemen. Dit overkomt hun vanwege hun trots, omdat zij zich al honend verheven hebben tegen het volk van de HEERE van de legermachten. Ontzagwekkend zal de HEERE voor hen zijn, want Hij zal alle goden van de aarde doen verschrompelen. Alle kustlanden van de heidenvolken zullen zich voor Hem neerbuigen, ieder vanuit zijn eigen woonplaats. Ook u, Cusjieten! Gevallen door Mijn zwaard zijn zij! Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het noorden en Assyrië doen ondergaan. Hij zal Ninevé tot een woestenij maken, dor als een woestijn. In het midden ervan zullen kudden neerliggen, allerlei in groepen levende dieren. Zowel kauw als nachtuil zal op zijn kapitelen overnachten. Een stem zal door het venster zingen, puin zal op de drempel liggen, want het cederwerk is blootgelegd. Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die in haar hart zei: Ik en verder niemand. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor de wilde dieren! Ieder die erdoorheen trekt, sist van afschuw en gebaart met zijn hand.

Zefanja 2:4-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. Wee u, bewoners der zeekust, volk der Keretieten! Het woord des HEREN is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn. De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen. Ik heb gehoord het gesmaad van Moab en het gehoon der Ammonieten, waarmede zij mijn volk smaadden en zich verhieven tegen hun gebied. Daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de God van Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid. Het overblijfsel van mijn volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen erfelijk bezitten. Dit zal hun wedervaren voor hun overmoed, want zij hebben gesmaad en zich verheven tegen het volk van de HERE der heerscharen. Geducht zal de HERE tegen hen wezen, want Hij zal alle goden der aarde doen wegteren, en voor Hem zullen zich neerbuigen, ieder uit zijn plaats, alle kustlanden der volken. Ook gij, Ethiopiërs, zult met mijn zwaard doorstoken worden. En Hij zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. Kudden zullen zich daar legeren, alle gedierte, dat in troepen leeft; zowel pelikaan als roerdomp zullen overnachten op zijn kapitelen; hoort, hoe het giert door het venster; verwoesting is op de drempel, want men heeft het cederwerk vernield. Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die bij zichzelf zeide: Ik ben het en niemand anders. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor het wild gedierte! Ieder die haar voorbijgaat, zal fluiten, met de hand schudden.

Zefanja 2:4-15 Het Boek (HTB)

Gaza, Askelon, Asdod en Ekron, al deze Filistijnse steden zullen door verwoesting getroffen worden en veranderen in ruïnes. Onheil komt over u, Filistijnen die aan de kust en in het land Kanaän wonen! Ook u wordt door het oordeel van de HERE getroffen. Hij zal u tot de laatste man uitroeien. De kuststreek zal veranderen in een weidegebied voor schapen en geiten. De weinige overlevenden van de stam Juda zullen daar weidegrond vinden. Zij zullen ʼs nachts slapen in de verlaten huizen van Askelon. Want de HERE, hun God, zal naar hen omzien en een verandering ten goede bewerken. ‘Ik heb gehoord hoe de Moabieten en Ammonieten mijn volk uitlachten en bespotten en hoe zij het land van mijn volk verachtten. Daarom, zo waar Ik leef,’ zegt de HERE van de hemelse legers, de God van Israël, ‘Ik zal Moab en Ammon verwoesten, net zoals Ik met Sodom en Gomorra heb gedaan. Zij zullen voor eeuwig veranderen in een veld vol distels, in een zoutafgraving en in een woestenij. Wie van mijn volk zijn overgebleven, zullen hen plunderen en hun land in bezit nemen.’ Dit zal het loon zijn voor hun overmoed, want zij hebben gespot en zijn tekeer gegaan tegen het volk van de HERE van de hemelse legers. De HERE zal hun vreselijke dingen laten overkomen. Hij zal alle afgoden ter wereld laten wegteren en iedereen zal Hem aanbidden, ieder volk in zijn eigen land. Ook u, Ethiopiërs, zult door zijn zwaard worden geveld en hetzelfde zal de landen in het noorden overkomen. Hij zal Assur vernietigen en zijn hoofdstad Ninevé veranderen in een wildernis, in een dorre woestijn. Deze stad zal weidegrond worden voor schapen en allerlei wilde dieren zullen daar hun holen hebben. Pelikanen en roerdompen zullen overnachten in de ruïnes. Hoor eens hoe zij krijsen door de kapotte vensters! Elk huis is een puinhoop en de cederhouten betimmering is totaal vernield. Dat is nu de stad die eens zo uitgelaten en onbezorgd was! Dat zijn de restanten van de stad die bij zichzelf zei: ‘Ik ben de allergrootste stad ter wereld!’ Kijk eens wat een woestenij zij is geworden! Zij werd een plaats waar de wilde dieren wonen. Ieder die haar passeert, zal haar bespotten en vol afschuw met de handen schudden.