Hooglied 2:4-16

Hooglied 2:4-16 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Hij voert mij in het wijnhuis, en de liefde is Zijn banier over mij. Ondersteunt gijlieden mij met de flessen, versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde. Zijn linkerhand zij onder mijn hoofd, en Zijn rechterhand omhelze mij. Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! die bij de reeën, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het dezelve luste! Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen! Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de traliën. Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom! Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan; De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. De vijgeboom brengt zijn jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom! Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk. Vangt gijlieden ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes. Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de leliën

Hooglied 2:4-16 Het Boek (HTB)

Hij heeft mij naar het wijnhuis gebracht en ik koesterde mij in zijn liefde. Geef mij rozijnenkoekjes om aan te sterken en appels om nieuwe energie te krijgen, want door de liefde ontbreekt mij elke kracht. Met mijn hoofd lig ik op zijn linkerarm. Zijn rechterarm is om mij heen. Meisjes van Jeruzalem, let op wat ik jullie met nadruk zeg. Kijk daarbij naar de gazellen en hinden op het veld. Zij kunnen jullie een les leren. Loop niet vooruit op de liefde, overhaast niets. Laat de liefde zichzelf openbaren als de tijd daarvoor gekomen is. Luister! Daar komt mijn liefste. Hij springt door de bergen en komt huppelend over de heuvels aan. Mijn liefste loopt als een gazel of een hertenjong. Kijk, nu staat hij achter de muur van ons huis en kijkt door de ramen. Hij spreekt tegen mij: sta nu op, mijn allerliefste. Jij bent voor mij de mooiste. Kom, ga met me mee. Kijk maar, de winter is voorbij en ook de regentijd is over. De bloemen ontluiken op de velden. Nu is de tijd om te zingen aangebroken. Overal hoor je het koeren van de tortelduiven. De eerste vijgen rijpen aan de bomen en de bloeiende druivenstruiken geuren. Sta op, mijn allerliefste. Je bent zo mooi, kom met me mee. Jij bent mijn duifje, verborgen in de rotsspleten. Laat me je gezicht zien en je stem horen. Je stem klinkt zo zoet en je gezicht is zo lief. Vang de jonge vossen die onze wijngaarden ruïneren. De druiven bloeien nu immers? Mijn liefste en ik zijn van elkaar. Hij weidt zijn kudde in de bloeiende velden.