Ruth 2:8-23

Ruth 2:8-23 BasisBijbel (BB)

Toen zei Boaz tegen Ruth: "Hoor eens, meisje, je hoeft niet naar een andere akker te gaan. Blijf hier maar werken bij de andere vrouwen. Blijf op het veld dat gemaaid wordt en verzamel daar graan. Ik zal tegen de knechten zeggen dat ze je met rust moeten laten. En als je dorst hebt, kun je water gaan drinken uit de kruiken die de knechten hebben gevuld met water uit de put." Ze liet zich voor hem op haar knieën vallen, boog zich diep en zei: "Ik ben hier maar een vreemdeling. Waarom bent u dan toch zo vriendelijk voor me?" Boaz antwoordde: "Ze hebben me alles verteld wat je voor je schoonmoeder hebt gedaan nadat je man is gestorven. Dat je je ouders en je eigen land hebt verlaten om met haar mee te gaan naar een onbekend volk. De Heer zal je daarvoor belonen. De God van Israël zal het je terugbetalen. Want je bent bij Hem komen schuilen." Toen zei Ruth: "U bent wel heel vriendelijk voor mij, mijn heer. Uw woorden troosten mij. U heeft mij weer hoop gegeven, ook al hoor ik niet bij de vrouwen die voor u werken." Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: "Kom bij ons zitten en eet met ons mee. Je mag je brood bij ons in de wijn dopen." Ze ging bij de maaiers zitten en kreeg van Boaz geroosterd graan. Ze kon eten tot ze genoeg had en hield zelfs nog over. Toen ze was opgestaan om verder te werken, zei Boaz tegen de knechten: "Laat haar ook graan verzamelen tussen het koren dat jullie al in bossen gebonden hebben. Zorg dat ze genoeg vindt. Laat bij het werk af en toe expres wat voor haar op de grond vallen. Dan kan ze dat oprapen. En laat haar met rust." Zo verzamelde ze graan tot het avond werd. Toen ze het graan uit de halmen had geklopt, bleek dat ze wel een efa (30 kilo) gerst had verzameld. Ze nam alles mee naar huis en liet haar schoonmoeder zien hoeveel ze verzameld had. Ook bracht ze geroosterd graan mee. Dat had ze overgehouden van de middagmaaltijd die Boaz haar had gegeven. Toen vroeg Naomi: "Waar ben je vandaag dan geweest? Bij wie heb je gewerkt? God zal de man belonen die zo goed voor je is geweest!" Ruth vertelde: "De man bij wie ik heb gewerkt, heet Boaz." Toen zei Naomi: "Ik dank de Heer dat Hij goed is voor ons en onze gestorven mannen! Boaz is familie van ons. Daarom is hij verantwoordelijk voor ons. Hij moet voor ons zorgen nu onze mannen niet meer leven." En Ruth vertelde: "Hij heeft tegen me gezegd dat ik bij zijn knechten mag blijven werken totdat de hele oogst is binnengehaald." Naomi zei: "Het is goed dat je bij hem gaat werken. Dan hoef je niet naar een andere akker te gaan waar de mensen misschien vervelend tegen je zijn." Zo bleef ze bij Boaz korenhalmen rapen. Ze werkte daar totdat de hele oogst binnen was. En ze bleef bij haar schoonmoeder wonen.

Ruth 2:8-23 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult gij van hier niet weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden. Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij maaien zullen, en gij zult achter haarlieden gaan; heb ik den jongens niet geboden, dat men u niet aanroere? Als u dorst, zo ga tot de vaten, en drink van hetgeen de jongens zullen geschept hebben. Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben? En Boaz antwoordde en zeide tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt, na den dood uws mans, en hebt uw vader en uw moeder, en het land uwer geboorte verlaten, en zijt heengegaan tot een volk, dat gij van te voren niet kendet. De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, van den HEERE, den God Israëls, onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen! En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden. Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over. Als zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet. Ja, laat ook allengskens van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft haar niet. Alzo las zij op in dat veld, tot aan den avond; en zij sloeg uit, wat zij opgelezen had, en het was omtrent een efa gerst. En zij nam het op, en kwam in de stad; en haar schoonmoeder zag, wat zij opgelezen had; ook bracht zij voort, en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had. Toen zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft! En zij verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewrocht had, en zeide: De naam des mans, bij welken ik heden gewrocht heb, is Boaz. Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabietische, zeide: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij den gansen oogst, dien ik heb, zullen hebben voleindigd. En Naomi zeide tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld. Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gersteoogst en tarweoogst voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder.

Ruth 2:8-23 Herziene Statenvertaling (HSV)

Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken. Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de watervaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen. Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde, boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben? Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende. Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. En zij zei: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, want u hebt mij getroost en u hebt naar het hart van uw dienares gesproken, hoewel ik niet ben als een van uw dienaressen. Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom er hier bij en eet van het brood en doop uw stukje brood in de zure wijn. Zo zat zij neer naast de maaiers, en hij reikte haar geroosterd koren aan. En zij at en werd verzadigd en hield nog over. Toen zij opstond om weer aren te gaan rapen, gebood Boaz zijn knechten: Laat haar ook tussen de schoven rapen en val haar niet lastig. Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet. Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst. En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt? Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabitische, zei: Bovendien heeft hij tegen mij gezegd: U moet dicht bij mijn knechten blijven, totdat zij met heel mijn oogst klaar zijn. Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat je met de meisjes die voor hem werken meegaat, zodat ze je op een andere akker niet lastigvallen. Zo bleef zij dicht bij de meisjes van Boaz om aren te rapen, tot de gersteoogst en de tarweoogst voorbij waren. En zij bleef bij haar schoonmoeder.

Ruth 2:8-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Hierop zeide Boaz tot Ruth: Hoor eens, mijn dochter, ga niet oplezen in een ander veld en ga ook niet hiervandaan; sluit u dan aan bij mijn arbeidsters, – gij ziet daar het veld vóór u, dat men bezig is te maaien – en ga achter haar aan. Heb ik de knechten niet verboden u lastig te vallen? Hebt gij dorst, ga dan naar de vaten en drink van hetgeen de knechten scheppen. Toen wierp zij zich op haar aangezicht, boog zich ter aarde en zeide tot hem: Waarom betoont gij mij uw gunst, dat gij uw oog slaat op mij, hoewel ik een vreemdelinge ben? Boaz antwoordde haar: Mij is omstandig medegedeeld alles wat gij voor uw schoonmoeder gedaan hebt na de dood van uw man, en hoe gij uw vader en uw moeder en het land uwer geboorte hebt verlaten en gegaan zijt naar een volk, dat gij tevoren niet kendet. De HERE vergelde u uw daad, en uw loon valle u onverkort ten deel van de HERE, de God van Israël, onder wiens vleugelen gij zijt komen schuilen. Daarop zeide zij: Gij betoont mij wel uw gunst, mijn heer, want gij hebt mij vertroost en naar het hart van uw dienstmaagd gesproken, hoewel ik niet de gelijke ben van een uwer dienstmaagden. Toen het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hierheen en eet van het brood en doop uw bete in de azijn. En zij ging zitten naast de maaiers, en hij reikte haar geroost koren toe; zij at en werd verzadigd en hield over. Toen zij was opgestaan om op te lezen, beval Boaz zijn knechten aldus: Ook tussen de schoven mag zij oplezen en maakt haar niet beschaamd; veeleer moet gij opzettelijk iets voor haar uit de bundels trekken en het laten liggen, opdat zij het opleze; vaart niet ruw tegen haar uit. En zij las op in het veld tot de avond; en zij klopte uit wat zij opgelezen had, en het was ongeveer een efa gerst. En zij nam het op en kwam in de stad. Toen haar schoonmoeder zag wat zij opgelezen had, en toen zij te voorschijn haalde en haar gaf wat zij had overgehouden na verzadigd te zijn, zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij vandaag opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zij hij, die zijn oog op u heeft geslagen! Toen vertelde zij haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had, en zeide: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Daarop zeide Noömi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij door de HERE, die zijn goedertierenheid niet heeft onttrokken aan de levenden noch aan de doden. Verder zeide Noömi tot haar: Die man is aan ons verwant, hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabitische, zeide: Bovendien heeft hij tot mij gezegd: Sluit u aan bij mijn knechten, totdat zij gereed zijn met mijn gehele oogst. Toen zeide Noömi tot Ruth, haar schoondochter: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn arbeidsters uitgaat, opdat men u op een ander veld niet hard valle. Zo sloot zij zich aan bij de arbeidsters van Boaz om op te lezen, totdat de gersteoogst en de tarweoogst afgelopen waren. En zij bleef wonen bij haar schoonmoeder.

Ruth 2:8-23 Het Boek (HTB)

Boaz liep naar haar toe en zei: ‘Luister eens, blijf maar hier om aren te verzamelen. Je hoeft niet naar een andere akker te gaan. Loop maar vlak achter mijn arbeidsters aan. Ik heb mijn knechten gewaarschuwd dat ze je niet mogen lastigvallen. En als je dorst hebt, neem dan gerust wat water.’ Daarop boog zij diep voor hem. ‘Waaraan heb ik deze vriendelijkheid te danken?’ vroeg zij. ‘Ik ben immers maar een vreemdelinge?’ ‘Ja, dat weet ik,’ antwoordde Boaz. ‘Ik heb gehoord wat je allemaal voor je schoonmoeder hebt gedaan na de dood van je man. En ook dat je je ouders en je vaderland hebt verlaten om hier bij een vreemd volk te komen wonen. Moge de HERE, de God van Israël, onder wiens vleugels je je toevlucht hebt gezocht, je hiervoor belonen.’ ‘Dank u wel, meneer,’ antwoordde Ruth. ‘U bent zo vriendelijk voor mij, terwijl ik niet eens een arbeidster van u ben!’ Tegen etenstijd riep Boaz haar: ‘Kom, eet met ons mee, er is brood genoeg.’ Zij ging bij de maaiers zitten en at het geroosterde koren dat hij haar gaf. Zij kreeg meer dan ze opkon! Toen Ruth weer aan het werk ging, zei Boaz tegen zijn knechten: ‘Zij mag ook tussen de korenschoven aren verzamelen, laat haar haar gang maar gaan. Trek ook zo nu en dan wat aren uit de schoven en laat die vallen, zodat zij die kan oprapen. Laat haar ongestoord haar gang gaan.’ Zo werkte zij daar de hele dag. Toen zij ʼs avonds de aren uitklopte, bleek zij tweeëntwintig liter gerst te hebben! Zij nam het mee naar de stad en gaf het aan haar schoonmoeder, samen met wat zij had overgehouden van het middageten. ‘Wat heb je veel!’ riep Naomi uit. ‘Waar heb je dat vandaan? God zal de man zegenen die zo goed voor jou is geweest!’ Ruth vertelde wat er die dag was gebeurd en dat de eigenaar van de akker Boaz heette. ‘Prijs de HERE voor zoʼn man,’ riep Naomi. ‘God is toch trouw aan de levenden en aan de doden. Deze Boaz is een van onze naaste familieleden!’ ‘Hij heeft ook gezegd dat ik mocht terugkomen. Ik moet vlak achter zijn maaiers blijven tot de oogst voorbij is,’ vulde Ruth aan. ‘Maar dat is prachtig,’ zei Naomi. ‘Je kunt beter bij hem werken dan bij een ander. Daar zouden ze je misschien lastigvallen.’ Daarom bleef Ruth bij Boaz werken. Totdat de gerst en de tarwe waren geoogst, bleef ze bij haar schoonmoeder wonen.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid