Ruth 2:18-22
Ruth 2:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
En zij nam het op en kwam in de stad. Toen haar schoonmoeder zag wat zij opgelezen had, en toen zij te voorschijn haalde en haar gaf wat zij had overgehouden na verzadigd te zijn, zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij vandaag opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zij hij, die zijn oog op u heeft geslagen! Toen vertelde zij haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had, en zeide: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Daarop zeide Noömi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij door de HERE, die zijn goedertierenheid niet heeft onttrokken aan de levenden noch aan de doden. Verder zeide Noömi tot haar: Die man is aan ons verwant, hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabitische, zeide: Bovendien heeft hij tot mij gezegd: Sluit u aan bij mijn knechten, totdat zij gereed zijn met mijn gehele oogst. Toen zeide Noömi tot Ruth, haar schoondochter: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn arbeidsters uitgaat, opdat men u op een ander veld niet hard valle.
Ruth 2:18-22 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ze nam alles mee naar huis en liet haar schoonmoeder zien hoeveel ze verzameld had. Ook bracht ze geroosterd graan mee. Dat had ze overgehouden van de middagmaaltijd die Boaz haar had gegeven. Toen vroeg Naomi: "Waar ben je vandaag dan geweest? Bij wie heb je gewerkt? God zal de man belonen die zo goed voor je is geweest!" Ruth vertelde: "De man bij wie ik heb gewerkt, heet Boaz." Toen zei Naomi: "Ik dank de Heer dat Hij goed is voor ons en onze gestorven mannen! Boaz is familie van ons. Daarom is hij verantwoordelijk voor ons. Hij moet voor ons zorgen nu onze mannen niet meer leven." En Ruth vertelde: "Hij heeft tegen me gezegd dat ik bij zijn knechten mag blijven werken totdat de hele oogst is binnengehaald." Naomi zei: "Het is goed dat je bij hem gaat werken. Dan hoef je niet naar een andere akker te gaan waar de mensen misschien vervelend tegen je zijn."
Ruth 2:18-22 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En zij nam het op, en kwam in de stad; en haar schoonmoeder zag, wat zij opgelezen had; ook bracht zij voort, en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had. Toen zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft! En zij verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewrocht had, en zeide: De naam des mans, bij welken ik heden gewrocht heb, is Boaz. Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabietische, zeide: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij den gansen oogst, dien ik heb, zullen hebben voleindigd. En Naomi zeide tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld.
Ruth 2:18-22 Herziene Statenvertaling (HSV)
En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt? Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers. En Ruth, de Moabitische, zei: Bovendien heeft hij tegen mij gezegd: U moet dicht bij mijn knechten blijven, totdat zij met heel mijn oogst klaar zijn. Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat je met de meisjes die voor hem werken meegaat, zodat ze je op een andere akker niet lastigvallen.
Ruth 2:18-22 Het Boek (HTB)
Zij nam het mee naar de stad en gaf het aan haar schoonmoeder, samen met wat zij had overgehouden van het middageten. ‘Wat heb je veel!’ riep Naomi uit. ‘Waar heb je dat vandaan? God zal de man zegenen die zo goed voor jou is geweest!’ Ruth vertelde wat er die dag was gebeurd en dat de eigenaar van de akker Boaz heette. ‘Prijs de HERE voor zoʼn man,’ riep Naomi. ‘God is toch trouw aan de levenden en aan de doden. Deze Boaz is een van onze naaste familieleden!’ ‘Hij heeft ook gezegd dat ik mocht terugkomen. Ik moet vlak achter zijn maaiers blijven tot de oogst voorbij is,’ vulde Ruth aan. ‘Maar dat is prachtig,’ zei Naomi. ‘Je kunt beter bij hem werken dan bij een ander. Daar zouden ze je misschien lastigvallen.’