Ruth 2:14-20
Ruth 2:14-20 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over. Als zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet. Ja, laat ook allengskens van de handvollen voor haar wat vallen, en laat het liggen, dat zij het opleze, en bestraft haar niet. Alzo las zij op in dat veld, tot aan den avond; en zij sloeg uit, wat zij opgelezen had, en het was omtrent een efa gerst. En zij nam het op, en kwam in de stad; en haar schoonmoeder zag, wat zij opgelezen had; ook bracht zij voort, en gaf haar, wat zij van haar verzadiging overgehouden had. Toen zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij, die u gekend heeft! En zij verhaalde haar schoonmoeder, bij wien zij gewrocht had, en zeide: De naam des mans, bij welken ik heden gewrocht heb, is Boaz. Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden! Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is een van onze lossers.
Ruth 2:14-20 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom er hier bij en eet van het brood en doop uw stukje brood in de zure wijn. Zo zat zij neer naast de maaiers, en hij reikte haar geroosterd koren aan. En zij at en werd verzadigd en hield nog over. Toen zij opstond om weer aren te gaan rapen, gebood Boaz zijn knechten: Laat haar ook tussen de schoven rapen en val haar niet lastig. Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet. Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst. En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar. Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt? Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers.
Ruth 2:14-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hierheen en eet van het brood en doop uw bete in de azijn. En zij ging zitten naast de maaiers, en hij reikte haar geroost koren toe; zij at en werd verzadigd en hield over. Toen zij was opgestaan om op te lezen, beval Boaz zijn knechten aldus: Ook tussen de schoven mag zij oplezen en maakt haar niet beschaamd; veeleer moet gij opzettelijk iets voor haar uit de bundels trekken en het laten liggen, opdat zij het opleze; vaart niet ruw tegen haar uit. En zij las op in het veld tot de avond; en zij klopte uit wat zij opgelezen had, en het was ongeveer een efa gerst. En zij nam het op en kwam in de stad. Toen haar schoonmoeder zag wat zij opgelezen had, en toen zij te voorschijn haalde en haar gaf wat zij had overgehouden na verzadigd te zijn, zeide haar schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij vandaag opgelezen en waar hebt gij gewerkt? Gezegend zij hij, die zijn oog op u heeft geslagen! Toen vertelde zij haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had, en zeide: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz. Daarop zeide Noömi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij door de HERE, die zijn goedertierenheid niet heeft onttrokken aan de levenden noch aan de doden. Verder zeide Noömi tot haar: Die man is aan ons verwant, hij is een van onze lossers.
Ruth 2:14-20 Het Boek (HTB)
Tegen etenstijd riep Boaz haar: ‘Kom, eet met ons mee, er is brood genoeg.’ Zij ging bij de maaiers zitten en at het geroosterde koren dat hij haar gaf. Zij kreeg meer dan ze opkon! Toen Ruth weer aan het werk ging, zei Boaz tegen zijn knechten: ‘Zij mag ook tussen de korenschoven aren verzamelen, laat haar haar gang maar gaan. Trek ook zo nu en dan wat aren uit de schoven en laat die vallen, zodat zij die kan oprapen. Laat haar ongestoord haar gang gaan.’ Zo werkte zij daar de hele dag. Toen zij ʼs avonds de aren uitklopte, bleek zij tweeëntwintig liter gerst te hebben! Zij nam het mee naar de stad en gaf het aan haar schoonmoeder, samen met wat zij had overgehouden van het middageten. ‘Wat heb je veel!’ riep Naomi uit. ‘Waar heb je dat vandaan? God zal de man zegenen die zo goed voor jou is geweest!’ Ruth vertelde wat er die dag was gebeurd en dat de eigenaar van de akker Boaz heette. ‘Prijs de HERE voor zoʼn man,’ riep Naomi. ‘God is toch trouw aan de levenden en aan de doden. Deze Boaz is een van onze naaste familieleden!’
Ruth 2:14-20 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: "Kom bij ons zitten en eet met ons mee. Je mag je brood bij ons in de wijn dopen." Ze ging bij de maaiers zitten en kreeg van Boaz geroosterd graan. Ze kon eten tot ze genoeg had en hield zelfs nog over. Toen ze was opgestaan om verder te werken, zei Boaz tegen de knechten: "Laat haar ook graan verzamelen tussen het koren dat jullie al in bossen gebonden hebben. Zorg dat ze genoeg vindt. Laat bij het werk af en toe expres wat voor haar op de grond vallen. Dan kan ze dat oprapen. En laat haar met rust." Zo verzamelde ze graan tot het avond werd. Ze nam alles mee naar huis en liet haar schoonmoeder zien hoeveel ze verzameld had. Ook bracht ze geroosterd graan mee. Dat had ze overgehouden van de middagmaaltijd die Boaz haar had gegeven. Toen vroeg Naomi: "Waar ben je vandaag dan geweest? Bij wie heb je gewerkt? God zal de man belonen die zo goed voor je is geweest!" Ruth vertelde: "De man bij wie ik heb gewerkt, heet Boaz." Toen zei Naomi: "Ik dank de Heer dat Hij goed is voor ons en onze gestorven mannen! Boaz is familie van ons. Daarom is hij verantwoordelijk voor ons. Hij moet voor ons zorgen nu onze mannen niet meer leven."